ECLI:NL:RBZWB:2021:6360

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
C/02/384662 / JE RK 21-810 & C/02/385004 / JE RK 21-889 & C/02/387270 / JE RK 21-1381
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met zorgregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en wijziging van de zorgregeling beoordeeld. De minderjarigen verblijven momenteel bij de moeder, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarigen nog steeds voortduren, maar dat er enige verbetering zichtbaar is in de betrokkenheid van beide ouders. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 30 december 2021, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter heeft ook een definitieve omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen afwisselend bij de vader en de moeder verblijven, met een weekendplaatsing bij een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om de communicatie met de ouders te verbeteren en om hulpverlening voor de vader in te zetten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummers:
C/02/384662 / JE RK 21-810 (
wijziging verdeling zorg- en opvoedingstaken)
C/02/385004 / JE RK 21-889 (
verlenging uithuisplaatsing)
C/02/387270 / JE RK 21-1381
(bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
Datum uitspraak: 29 oktober 2021
beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing, wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
op de verzoeken van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Middelburg,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op 6 april 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op 29 december 2012 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt in voornoemde zaken als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. de Koeijer te Terneuzen,

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.W.A. Verhaard te Vlissingen.

Het verdere procesverloop

Het verdere verloop van de procedures blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 18 augustus 2021 en alle daarin genoemde stukken;
  • de op 9 augustus 2021 door de GI overgelegde gezinsrapportage van 11 oktober 2021;
  • de door de vader overgelegde e-mailcorrespondentie
Op 29 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren nader behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 juni 2021, welke beschikking is hersteld bij beschikking van 16 juni 2021, is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 30 juli 2021 en tot 30 juli 2022.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 april 2021 is, onder wijziging van de beschikking van 17 december 2020, een
voorlopigezorgregeling vastgesteld, in die zin dat:
  • de vader en de minderjarigen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, namelijk wekelijks een middagdeel na school tot 17.00 uur;
  • de eerste twee contactmomenten van de vader en de minderjarigen worden begeleid, maar daarna onbegeleid kunnen plaatsvinden;
  • de minderjarigen doordeweeks bij de vrouw verblijven van maandag na school tot vrijdagmiddag na school en dat de minderjarigen vrijdag na school (in de vakantie vanaf 15.00 uur) worden opgehaald door het pleeggezin, die de minderjarigen maandag weer voor 08.30 uur naar school brengen.
De GI heeft op 17 juni 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
“lntervence wilt overgaan tot een tweede begeleid bezoek, hiervoor moet eerst akkoord gegeven worden op de volgende voorwaarden.
Tijdens de contacten met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
* Doet u geen negatieve uitlatingen over [vertegenwoordigers GI] /Intervence/Rechtbank richting [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
* Geeft u [minderjarige 2] en [minderjarige 1] middels uitspraken niet het gevoel dat zij u nooit meer gaan zien.
* Doet u geen uitspraken of soortgelijke uitspraken als “papa heeft geld uit jullie spaarpot gehaald voor de advocaat”, “papa moet liegen tegen jullie”, “papa mag jullie niet meer zien van de kinderrechter”.
* Kunt u wel de verhalen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] aanhoren en hier begrip voor tonen.
* Kunt u uw emoties laten zien die niet belastend zijn voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
* Kunt u boos en verdrietig zijn om de situatie maar de schuld daarvan niet bij iemand leggen.
* Laat u [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zien dat u er voor ze bent en altijd bij u mogen komen.”
Bij beschikking van 18 augustus 2021 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (gezinshuis), van vrijdagmiddag na school (in de vakanties vanaf 15.00 uur) tot maandagochtend 08.30 uur, laatstelijk verlengd tot 30 oktober 2021. De beslissing over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden tot de mondelinge behandeling op donderdag 29 oktober 2021 om 13.00 uur.
Bij beschikking van 18 augustus 2021 heeft de kinderrechter, onder wijziging van de beschikking van 30 april 2021, de volgende voorlopige omgangsregeling vastgesteld:
  • De kinderen zullen bij de vader verblijven van maandag 23 augustus 2021 om 8.30 uur tot vrijdag 27 augustus 2021 om 15.00 uur. Vanaf dat tijdstip zullen de kinderen verblijven bij [zorginstelling] tot zij naar de moeder gaan. Het vervoer van en naar [zorginstelling] zal plaatsvinden op de wijze waaraan de kinderen nu gewend zijn.
  • De kinderen zullen bij de moeder verblijven van maandag 30 augustus 2021 om 8.30 uur tot vrijdag 3 september 2021 om 15.00 uur. Vanaf dat tijdstip zullen de kinderen verblijven bij [zorginstelling] tot zij naar de vader gaan. Het vervoer van en naar [zorginstelling] zal plaatsvinden op de wijze waaraan de kinderen nu gewend zijn.
  • Dit schema zal vervolgens telkens wekelijks worden herhaald waarbij tijdens schoolweken het overgangsmoment voor [zorginstelling] ligt op vrijdag na school en maandag bij aanvang school, conform de verleende machtiging tot uithuisplaatsing.
  • De ouders onthouden zich van iedere bemoeienis met de kinderen in de week waarin hij of zij geen zorgtaak heeft, tenzij de GI daarvoor toestemming heeft verleend na overleg met de op dat moment zorgende ouder.
In de procedure met kenmerk C/02/368272 / FA RK 20-448 heeft de rechtbank bij beschikking van 17 december 2020 de Raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van vragen over een eventuele wijziging in het hoofdverblijf van beide kinderen en in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de ouders. De Raad heeft op 1 juli 2021 aanhouding gevraagd voor de duur van zes maanden voor het indienen van een rapportage, nu het onderzoek op basis van overwegingen in het kader van de onderhavige ondertoezichtstelling is stopgezet. Inmiddels heeft de Raad bericht dat hij het onderzoek heeft hervat.

De verzoeken

In de zaak JE RK 21-889
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (naar de rechtbank begrijpt: gedurende het weekend) in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, gezinshuis, met ingang van 30 oktober 2021 tot 30 december 2021.
In de zaak JE RK 21-810
Ter beoordeling en beslissing ligt nog voor de
definitievezorgregeling.
De GI had verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de huidige vastgestelde omgangsregeling stop te zetten en te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de vader alleen onder begeleiding van hulpverlening mogen zien.
Het verzoek in de zaak
JE RK 21-1381tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 17 juni 2021 heeft de GI tijdens de zitting ingetrokken.

De standpunten

De GI heeft, onder verwijzing naar de gezinsrapportage van 11 oktober 2021, haar verzoeken tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en tot vaststelling van een (definitieve) zorgregeling gehandhaafd.
Om meerdere redenen is het volgens de GI goed om de weekenden bij [zorginstelling] , waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook wisselen van de ene ouder naar de andere ouder, te handhaven. De weekenden zijn hun rustmoment. Zeker in afwachting van het rapport en advies van de Raad is het belangrijk dat de huidige situatie voor de kinderen voorlopig ongewijzigd blijft. Voor alle duidelijkheid en de communicatie tussen de ouders is het verstandig om de tijden van de regeling aan te passen naar de huidige situatie.
Verder vindt de GI het van belang om ten aanzien van de vader op te merken dat hij niet alleen naar anderen moet wijzen, maar ook naar zichzelf moet kijken. De vader heeft zich rondom verjaardagen niet aan de afspraken gehouden. Daarnaast is het met enige regelmaat voorgekomen dat het de GI niet lukt om met de vader in contact te komen. Communicatie werkt twee kanten uit. Dit is geen verwijt aan de vader, maar een oproep vanuit de GI om samen te werken. De GI vindt het belangrijk dat er afspraken worden vastgelegd en dat die afspraken ook worden nageleefd. Binnen het multidisciplinair overleg dat heeft plaatsgevonden is de hulpverlening aan de ouders ter sprake gekomen. De vraag die naar voren kwam was of niet eerst goed onderzocht zou moeten welke hulpverlening het meeste passend is. Het antwoord op die vraag is (de vertegenwoordiger van de GI ter zitting) nog niet bekend. De gezinsmanager en de vader zullen samen in ieder geval in gesprek moeten om te kijken welke hulpverlening voor de vader zelf nodig is. Het gaat dan niet om hulpverlening in de thuissituatie bij de vader, maar om hulpverlening voor de wijze van communiceren door de vader in bredere zin. Het vertrouwen van de vader lijkt te zijn beschadigd en hoe zorgen we ervoor dat hij dat vertrouwen weer terug krijgt? Mocht het zo zijn dat er een nieuwe gezinsmanager komt – dit onderwerp zal de GI opnieuw intern bespreken – dan mag ook van de vader worden verwacht dat hij zich positief opstelt.
Door en namens de vader is het volgende opgemerkt. De vader voelt zich nog steeds niet serieus genomen en onvoldoende gehoord. De informatieverstrekking vanuit de GI is, ondanks de toezegging op de vorige zitting, nog niet verbeterd. De vader heeft wel enige informatie ontvangen, maar die informatie klopt niet. Ook de suggestie van de kinderrechter tijdens de vorige zitting om een stevige, empathische gezinsmanager in te zetten is door de GI nog niet overgenomen. De vader vindt dat dit nog steeds moet gebeuren. Verder is de vader erg geschrokken van het incident dat heeft plaatsgevonden tussen [minderjarige 1] en haar neef, [neef minderjarige 1] . De GI heeft deze situatie weliswaar opgepakt, maar dit verliep in de visie van de vader erg moeizaam. De hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is inmiddels gestart. De vader heeft begrepen dat er twee gesprekken zijn geweest met een kinderpsycholoog. Het raadsonderzoek is inmiddels ook opgestart, althans de vader heeft een e-mail ontvangen waarin stond dat het onderzoek gaat starten. De vader blijft erbij dat de opvoedsituatie bij de moeder tekortschiet en zal hier altijd zo over blijven denken. De situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder is niet veilig en de vader ziet dat bevestigd in het incident met [minderjarige 1] en [neef minderjarige 1] dat heeft plaatsgevonden. De vader vindt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf bij hem zouden moeten hebben en dat de kinderen in de weekenden bij de moeder zouden moeten zijn, waarbij [neef minderjarige 1] dan niet aanwezig is. Verder is de vader van mening dat er vanuit de GI onvoldoende wordt ingezet op hulpverlening. Het incident met [neef minderjarige 1] is opgelost doordat de vader aan de bel heeft getrokken. Inmiddels zijn er ook discussies ontstaan over het sporten van de kinderen. De vader heeft geregeld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen gaan sporten, maar de moeder gaf daarvoor geen toestemming. In overleg met de GI en [zorginstelling] zijn hier nu afspraken over gemaakt, omdat de tijden van de lessen de regeling met [zorginstelling] raken. De vader doet aan de GI de dringende oproep om op korte termijn hulpverlening in te zetten en een andere gezinsmanager aan te wijzen.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. Ook zij vindt dat de informatieverstrekking vanuit de GI richting haar nog steeds tekortschiet. Over het verblijf van de kinderen bij [zorginstelling] horen de ouders niet veel, behalve dan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] baat hebben bij het verblijf daar. De aanpassing van de zorgregeling is voor de kinderen een verbetering gebleken. De moeder vindt deze regeling zeker te verkiezen boven de vorige regeling waarbij er alleen begeleid contact tussen de vader en de kinderen mocht zijn en er in de praktijk dus geen contact was. De moeder maakt zich geen zorgen over de manier waarop de vader met de kinderen omgaat, maar zij merkt wel dat de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds belast. Dit moet stoppen. Net als de vader vraagt de moeder zich af waarom hulpverlening niet is opgestart. Het is belangrijk dat er wordt gewerkt aan het vertrouwen tussen ouders onderling en dat voor de vader ook individuele hulpverlening wordt ingezet. De zorgen die de vader heeft worden door de GI niet herkend. De moeder is net zo geschrokken van het incident tussen [minderjarige 1] en [neef minderjarige 1] als de vader. Hoewel zij met de GI al de afspraak heeft dat [minderjarige 1] en [neef minderjarige 1] niet meer alleen mogen worden gelaten, maakt zij bij deze de afspraak dat [neef minderjarige 1] niet meer bij haar thuiskomt. Het klopt dat de vader de kinderen heeft aangemeld voor sporten. Normaal moeten ouders dit in overleg doen, maar dat lukt de ouders niet. Door de slechte communicatie tussen de ouders, ontstaan er misverstanden zoals over het sporten. De moeder verwacht dat er gezien de omstandigheden altijd wel een vorm van strijd tussen de ouders zal blijven. De vader zal altijd commentaar blijven houden over hoe zij het als moeder doet. Het is echter belangrijk dat hij dit niet met de kinderen deelt. Gelukkig is er op dit moment sprake van rust en duidelijkheid voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat is belangrijk. Of de huidige situatie ook de meest wenselijke situatie voor de toekomst is, moet nog blijken. De situatie is voor de kinderen op dit moment in ieder geval voorspelbaar. De moeder wil [zorginstelling] voor de kinderen graag voortzetten, want zij merkt dat de kinderen daar baat bij hebben.
De Raad heeft aangegeven dat het belangrijk is dat er duidelijke afspraken worden gemaakt, dat die afspraken op papier komen en dat iedereen zich aan die afspraken houdt. Verder dient er op korte termijn door de GI te worden bekeken welke hulpverlening nog moet worden gerealiseerd. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] lijkt de situatie op dit moment veilig, maar voor de ouders moet er nog het een en ander worden geregeld. De hulp voor beide ouders moet komende tijd voortvarend worden opgepakt. De dringende oproep die de vader aan de GI heeft gedaan, zou ook aan zichzelf moeten zijn gericht. Op het moment dat de vader erbij blijft dat hij toch altijd zorgen zal blijven houden over de situatie bij de moeder, is enige vorm van succes op voorhand uitgesloten en dat is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

De beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 17 juni 2021 is ingetrokken, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.
De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de machtiging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de resterende duur van het verzoek, dus tot 30 december 2021, toewijzen. De reden daarvan is dat de zorgen ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds voortduren. Wel stemt het de kinderrechter positief dat er inmiddels enige verbetering zichtbaar is. Die verbetering zit met name in de volwaardige manier waarop beide ouders over en weer betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Op dit moment zijn er echter nog steeds twee grote zorgpunten. De eerste zorg is gelegen in de opvoedsituatie bij de moeder en haar manier van verzorgen en opvoeden van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder moet laten zien dat zij standvastig genoeg is en kan groeien in haar rol als verzorgende ouder. Om die zorg weg te nemen is inmiddels IPT ingezet. Die zorg maakt echter wel dat een weekendplaatsing bij [zorginstelling] voor de kinderen noodzakelijk is. De andere zorg ligt bij de vader en zit nog steeds in de manier waarop de vader communiceert richting de kinderen. Het lukt de vader niet om volwassen informatie bij de kinderen weg te houden. De kinderrechter heeft hierover eerder al gezegd dat voor de vader hulpverlening moet worden ingezet. Hij vindt het dan ook teleurstellend om te moeten constateren dat deze hulpverlening nog niet is ingezet. Van de GI wordt verwacht dat zij dit met de nodige voortvarendheid zal oppakken, evenals de hulpverlening voor de communicatie tussen beide partijen.
Ook op ander vlak is (nog steeds) dringend actie vanuit de GI nodig. De kinderrechter heeft tijdens de vorige zitting de suggestie gedaan om op zoek te gaan naar een gezinsmanager of andersoortige hulpverlener die voor en met de vader de vertaalslag kan maken over wat in zijn situatie nodig en mogelijk is. Hij heeft toen aangegeven dat dat bij voorkeur een stevig, doelgericht persoon is die buiten de gebaande paden wil denken, omdat de vader weliswaar van goede wil is naar de kinderen toe maar zich ook bij het minste geringste aangevallen voelt. De GI heeft zich toen aan dit voorstel gecommitteerd. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de GI haar eerdere toezegging nakomt en alsnog een stevige gezinsmanager of andersoortige hulpverlener inzet. In de samenwerking tussen de vader en de huidige gezingsmanager, die er op dit moment feitelijk niet is, ligt namelijk een belangrijke bron van onrust. Zolang die onrust voortduurt, is een verbetering van de situatie uitgesloten. De kinderrechter doet overigens niet alleen een oproep aan de GI, maar ook een dringende oproep aan de vader. De houding van de vader is tot op heden onvoldoende constructief en geeft weinig zicht op een oplossing in het belang van de kinderen. De kinderrechter roept de vader dan ook op om, in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de samenwerking met de GI te zoeken.
Verder vraagt de kinderrechter opnieuw aandacht voor de manier van informatieverstrekking vanuit de GI aan de ouders. Beide ouders geven los van elkaar aan dat de mate waarin en de wijze waarop informatie met betrekking tot de kinderen tot hen komt, nog steeds tekortschiet. Dit komt de samenwerking tussen de GI en beide ouders niet ten goede. Van de GI mag daarom worden verwacht dat de komende periode mede is gericht op het aanmerkelijk verbeteren van de communicatie – in de breedste zin van het woord – met de ouders. De GI moet meer openheid van zaken geven over wat er wanneer ten aanzien van de kinderen gebeurt. De kinderrechter realiseert zich dat dit veel van de GI vraagt, maar deze ouders en kinderen en de complexiteit van deze zaak hebben dit nodig. De kinderrechter wil dat er bij een eventueel nieuw verlengingsverzoek van de maatregelen een duidelijke verbetering op het gebied van algemene informatievertrekking zichtbaar is.
De (voorlopige) zorgregeling zoals door de kinderrechter is vastgelegd bij beschikking van 18 augustus 2021 loopt en blijft, in ieder geval totdat de resultaten van het onderzoek van de Raad bekend zijn, ongewijzigd. Wel zullen de tijden worden aangepast gelet op de afspraken die zijn gemaakt tussen [zorginstelling] , de GI en de ouders in verband met het sporten van beide kinderen. Dit houdt in dat het wisselmoment op vrijdag zal worden gewijzigd naar 19.00 uur en dat het wisselmoment van maandagochtend zal worden veranderd naar zondagmiddag 15.00 uur. De kinderrechter zal dit zo vastleggen. Indien daartoe aanleiding is, kan in overleg tussen [zorginstelling] , de GI en ouders van de regeling worden afgeweken.
De kinderrechter zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.

De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk C/02/387270 / JE RK 21-1381:
wijst het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af;
In de zaak met kenmerk C/02/385004 / JE RK 21-889:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder ( [zorginstelling] ), van vrijdagavond 19 uur tot zondagmiddag 15.00 uur, met ingang van 30 oktober 2021 tot 30 december 2021;
In de zaak met kenmerk C/02/384662 / JE RK 21-810:
stelt de volgende definitieve omgangsregeling vast, onder wijziging van de beschikking van 18 augustus 2021:
  • De kinderen zullen de ene week bij de vader verblijven van zondag 15 uur tot vrijdag 19.00 uur. Vanaf dat tijdstip zullen de kinderen verblijven bij [zorginstelling] tot zij naar de moeder gaan. Het vervoer van en naar [zorginstelling] zal plaatsvinden op de wijze waaraan de kinderen nu gewend zijn.
  • De kinderen zullen de andere week bij de moeder verblijven van zondag 15.00 uur tot vrijdag 19.00 uur. Vanaf dat tijdstip zullen de kinderen verblijven bij [zorginstelling] tot zij naar de vader gaan. Het vervoer van en naar [zorginstelling] zal plaatsvinden op de wijze waaraan de kinderen nu gewend zijn.
  • De ouders onthouden zich van iedere bemoeienis met de kinderen in de week waarin hij of zij geen zorgtaak heeft, tenzij de GI daarvoor toestemming heeft verleend na overleg met de op dat moment zorgende ouder.
  • Indien daartoe aanleiding is, kan in overleg tussen [zorginstelling] , de GI en ouders van de regeling worden afgeweken.
in beide zaken:
verklaart de beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021 in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Lavrijssen als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 7 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.