Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam verzoeker 1], te [plaatsnaam],
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere (de heffingsambtenaar), verweerder.
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben verzoekers een beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. Dit besluit, genomen op 18 mei 2020, verklaarde het bezwaar van verzoekers tegen de afwijzing van hun verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gegrond. Verzoekers, die gezamenlijk procederen, hebben hun beroep op 21 oktober 2021 ingetrokken, maar vroegen wel om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), is overschreden. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer dan twee jaar mogen duren. In dit geval is de termijn met vier maanden verlengd vanwege de coronacrisis, wat de rechtbank als een uitzonderlijke situatie beschouwt. De overschrijding van de redelijke termijn is vastgesteld op circa een jaar en vier maanden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.500,-, te betalen door de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
De rechtbank heeft geoordeeld dat de schadevergoeding moet worden verdeeld onder de verzoekers, waarbij iedere verzoeker recht heeft op € 375,-. Deze uitspraak is gedaan op 9 december 2021 door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.