Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2012 (zaaknummer 18/3927);
- het jaar 2013 (zaaknummer 18/3928);
- het jaar 2014 (zaaknummer 18/3929).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting door een buitenlandse beleggingsinstelling. De belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, had bezwaar aangetekend tegen de beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zich beroept op het Unierecht en stelt dat zij recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting, omdat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).
De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om het beroep nader te motiveren, maar heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat, gezien het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor tegemoetkomingen in Nederland.
De rechtbank concludeert dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting en dat er ook geen recht is op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend op de hoogte gesteld van de beslissing.