Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2012 (zaaknummer 18/3924);
- het jaar 2013 (zaaknummer 18/3925);
- het jaar 2014 (zaaknummer 18/3926).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting door een buitenlandse beleggingsinstelling. De belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, had bezwaar aangetekend tegen de beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende met een beroep op het Unierecht aanspraak maakt op teruggaaf van dividendbelasting, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).
De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Ondanks een uitnodiging van de rechtbank om het beroep nader te motiveren, heeft de belanghebbende geen reactie gegeven. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat, gezien het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor tegemoetkomingen in Nederland.
De rechtbank concludeert dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting en dat er ook geen recht is op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.