Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2012 (zaaknummer 17/3789);
- het jaar 2013 (zaaknummer 17/3790);
- het jaar 2014 (zaaknummer 17/3791);
- het jaar 2015 (zaaknummer 17/3792).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, een beroepschrift had ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2012 tot en met 2015. Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op teruggaaf op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
De rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep nader te motiveren, maar heeft geen reactie ontvangen. De rechtbank oordeelt dat, gezien het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. De Hoge Raad heeft eerder beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering.
Aangezien er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De rechtbank concludeert dat de beroepen kennelijk ongegrond zijn en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend op de hoogte gesteld van de beslissing.