ECLI:NL:RBZWB:2021:6271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstelling

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, een buitenlandse fiscale beleggingsinstelling, beroep had ingesteld tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting, omdat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting in Nederland. Belanghebbende had aangevoerd dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling en daarom recht zou hebben op teruggaaf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen recht bestaat op teruggaaf en dat er ook geen recht is op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. Bovendien is er in het beroepschrift geen onderbouwing gegeven voor de aanspraak van participanten in het fonds op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank heeft de beroepen daarom kennelijk ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/5260 tot en met 16/5263
uitspraak van 9 december 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Verenigde Staten),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:
  • het jaar 2012 (zaaknummer 16/5260);
  • het jaar 2013 (zaaknummer 16/5261);
  • het jaar 2014 (zaaknummer 16/5262);
  • het jaar 2015 (zaaknummer 16/5263).
Belanghebbende stelt – kort gezegd – met een beroep op het Unierecht dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
De zaken zijn aangehouden in afwachting van de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen door deze rechtbank. Bij aangetekende brief van 23 september 2021, welke volgens gegeven van PostNL is ontvangen op 24 september 2021, heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep binnen vier weken (nader) te motiveren. Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [1] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering [2] van belang.
De rechtbank is van oordeel dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen, reeds gelet op het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. [3]
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Tot slot, in het beroepschrift is gemeld dat het beroepschrift mede is ingediend namens de participanten in het fonds. Er is echter op geen enkele wijze beargumenteerd dat de participanten wel aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting in deze procedure tegen de uitspraken op bezwaar.
De beroepen zijn daarom kennelijk ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 9 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Stb. 2007, 563.
2.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965.