Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2008 (zaaknummer 16/2597);
- het jaar 2009 (zaaknummer 16/2598);
- het jaar 2010 (zaaknummer 16/2599);
- het jaar 2011 (zaaknummer 16/2600).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggaaf van dividendbelasting door een buitenlandse beleggingsinstelling. De belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting had afgewezen. De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De belanghebbende stelde dat zij recht had op teruggaaf op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting. Hierdoor komen zij niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op basis van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank concludeert dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, en daarmee ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Daarnaast is in het beroepschrift vermeld dat het ook namens de participanten in het fonds is ingediend, maar er is geen onderbouwing gegeven dat deze participanten aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf in deze procedure. De rechtbank heeft daarom de beroepen kennelijk ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.