ECLI:NL:RBZWB:2021:6246
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting en vergoeding immateriële schade wegens overschrijding redelijke termijn
Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 20 augustus 2019 aan de belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar van de belanghebbende verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk en weigerde ambtshalve vermindering van de aanslag. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 november 2021 is de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag vernietigd moest worden, aangezien partijen het erover eens waren dat deze onterecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn, en tot vergoeding van proceskosten van in totaal € 2.026, inclusief griffierecht van € 48. Het verzoek om vergoeding van proceskosten voor het indienen van een verzoekschrift werd afgewezen, omdat dit niet als afzonderlijke proceshandeling vereist was.
De rechtbank benadrukte dat een verzoek om immateriële schadevergoeding kan worden gedaan in het beroep tegen de naheffingsaanslag, en dat dit verzoek niet noodzakelijkerwijs een afzonderlijk verzoekschrift vereist. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier M.H.A. de Graaf, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.