ECLI:NL:RBZWB:2021:6240
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking omgevingsvergunning voor rundveestal en de beoordeling van de belangenafweging door het college van burgemeester en wethouders
Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. De zaak betreft de intrekking van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een rundveestal. Eiser had verzocht om de omgevingsvergunning in te trekken, omdat hij stelde overlast te ondervinden van de activiteiten op het perceel van de vergunninghouder, die tegenover zijn woning ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder eerder vergunningen heeft verkregen voor de bouw van de rundveestal, maar dat er geen gebruik van is gemaakt binnen de gestelde termijnen.
De rechtbank heeft het procesverloop in detail bekeken, inclusief de besluiten van verweerder en de argumenten van eiser. Eiser had eerder verzocht om intrekking van de vergunning, maar dit verzoek was afgewezen omdat de vergunninghouder had aangegeven dat hij op korte termijn weer vee zou gaan houden. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de afwijzing van het verzoek tot intrekking gewogen en geconcludeerd dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning niet in te trekken. De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de vergunning zou benutten, ondanks de vertraging door externe factoren zoals de stikstofdiscussie en de Covid-19 pandemie.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de omgevingsvergunning niet in te trekken, is bevestigd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.