ECLI:NL:RBZWB:2021:6230
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake Wajong-uitkering
Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.M.C. Verhaegen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 juli 2021, betreffende een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De gemachtigde van eiseres heeft het beroep op 14 september 2021 per fax ingediend, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit beroep niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep was geëindigd op 13 september 2021, en de rechtbank heeft de gemachtigde erop gewezen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, waaronder de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11, en heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen inhoudelijk oordeel kunnen geven over het bestreden besluit, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.