In deze zaak vordert de curator van de failliete vrouw dat de man, haar ex-echtgenoot, wordt veroordeeld om de notaris te instrueren om de gehele verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning aan de faillissementsboedel uit te keren. De curator stelt dat de man medewerking weigert aan de uitbetaling van de helft van de overwaarde van de woning, die recentelijk is verkocht voor € 1.054.000,--. De curator heeft de overeenkomst van 8 juni 2020, waarin de man recht heeft op de helft van de overwaarde, vernietigd op grond van de faillissementspauliana, omdat deze overeenkomst benadelend zou zijn voor de schuldeisers van de vrouw. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de curator, aangezien de overwaarde anders op de derdengeldrekening van de notaris zou blijven staan, wat het risico met zich meebrengt dat schuldeisers beslag leggen op het geld.
De voorzieningenrechter beoordeelt de vordering van de curator aan de hand van de vereisten van artikel 42 van de Faillissementswet. Het blijkt dat de overeenkomst van 8 juni 2020 onverplicht is aangegaan, dat de schuldeisers benadeeld worden door de afspraak en dat de vrouw wetenschap had van deze benadeling. De voorzieningenrechter concludeert dat aan alle vereisten voor een geslaagd beroep op de faillissementspauliana is voldaan. De curator heeft met succes de overeenkomst kunnen vernietigen, waardoor de volledige overwaarde aan de boedel toekomt. De man wordt veroordeeld om mee te werken aan de uitkering van de overwaarde aan de faillissementsboedel en in de proceskosten van de curator.