Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op de voor de bezwaarfase toegekende kostenvergoeding;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar doch enkel zover deze betrekking heeft op de toegekende kostenvergoeding;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.596;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.
2.Gronden
tot€ 116.251 maar abusievelijk
met€ 116.251 tot € 136.151.
- een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd naar een verzamelinkomen van nihil;
- vermeld dat deze definitieve aanslag is vastgesteld overeenkomstig de aangifte over 2015;
- vermeld dat de te verrekenen persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren € 136.151 bedraagt;
- een beschikking als bedoeld in artikel 6.2a, eerste lid, van de Wet IB 2001 genomen waarbij een bedrag van niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek per ultimo 2015 van € 0 is vastgesteld (het restant te verrekenen persoonsgebonden aftrek volgende jaren € 0).
“de (nadere?) definitieve aanslag inkomstenbelasting (…) alsook de in die aanslag opgenomen beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek 2015”.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;