Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De overwegingen omtrent het beslag.
7.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2021, is de verdachte vrijgesproken van oplichting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zelf de oplichtingen had gepleegd of nauw en bewust had samengewerkt met anderen. De tenlastelegging betrof oplichting van meerdere slachtoffers tussen 23 juli en 8 augustus 2018 via een website, waarbij de verdachte in beeld kwam door het gebruik van zijn telefoonnummer en adres bij het openen van bankrekeningen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was, maar de verdediging betwistte dit en wees op het gebrek aan direct bewijs. De rechtbank concludeerde dat er diverse onderzoeksmogelijkheden niet waren benut, waardoor de rol van de verdachte onduidelijk bleef. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet bewezen kon worden dat hij de oplichtingen had gepleegd of dat hij als medepleger had gehandeld. Tevens werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte.