ECLI:NL:RBZWB:2021:6075

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
02-160504-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in oplichtingszaak door onvoldoende bewijs van betrokkenheid verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2021, is de verdachte vrijgesproken van oplichting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zelf de oplichtingen had gepleegd of nauw en bewust had samengewerkt met anderen. De tenlastelegging betrof oplichting van meerdere slachtoffers tussen 23 juli en 8 augustus 2018 via een website, waarbij de verdachte in beeld kwam door het gebruik van zijn telefoonnummer en adres bij het openen van bankrekeningen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was, maar de verdediging betwistte dit en wees op het gebrek aan direct bewijs. De rechtbank concludeerde dat er diverse onderzoeksmogelijkheden niet waren benut, waardoor de rol van de verdachte onduidelijk bleef. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet bewezen kon worden dat hij de oplichtingen had gepleegd of dat hij als medepleger had gehandeld. Tevens werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-160504-20
vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2021. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. A.A. Vroombout, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en is ter zitting volgens artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte al dan niet met anderen tussen 23 juli 2018 en 8 augustus 2018 mensen heeft opgelicht op [website] door hen te laten betalen voor goederen die verdachte vervolgens niet heeft geleverd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de oplichting heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op het feit dat door middel van afgeleide verificatie met het rekeningnummer van de [bank 1] eindigend op [nummer] op 26 juli 2018 de rekening van de [bank 2] bank is geopend op naam van [naam 1] , kort nadat de rekening van de [bank 1] vanaf 25 juli 2018 werd gebruikt voor frauduleuze doeleinden. Bij het openen van deze [bank 2] -rekening is een telefoonnummer opgegeven dat op naam van verdachte staat. Dit nummer was ook daadwerkelijk in gebruik bij verdachte, want hij gebruikte het nummer voor zijn bedrijf in autoradio’s. Daarbij komt dat ook het toenmalige adres van verdachte bij [stichting] - op de [adres] in Almere - werd opgegeven bij het openen van de [bank 2] -rekening. Verder is er bij het openen van een rekening bij de [bank 3] bank, die was geopend met een afgeleide verificatie met de rekening van de [bank 2] bank, ingelogd met een ip-adres op naam van [stichting] . Dit belastende bewijs schreeuwt om een verklaring van verdachte, die zich echter op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verdachte dient wel te worden vrijgesproken van het medeplegen, nu niet vast te stellen is of en met wie verdachte heeft samengewerkt aan de oplichtingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte komt weliswaar in beeld omdat zijn telefoonnummer en adres zijn opgegeven bij het openen van een rekening op naam van [naam 1] bij de [bank 2] bank, maar het kan goed iemand anders zijn geweest die de oplichting heeft gepleegd. Uit niets blijkt dat het telefoonnummer van doorslaggevende betekenis is geweest bij het activeren van het bankrekeningnummer, wat de mogelijkheid openlaat dat ook een ander dit telefoonnummer kan hebben opgegeven. Vervolgens is via een afgeleide identificatie het bankrekeningnummer bij [bank 3] geopend en is er ingelogd op het wifinetwerk van [stichting] waar verdachte op dat moment woonde. Er wonen echter meerdere jongeren in het complex van [stichting] , ook ten tijde van de gepleegde oplichtingen. Deze jongeren maken allemaal gebruik van het openbare wifinetwerk waarop ook is ingelogd om de bankrekening bij [bank 3] te gebruiken. Verder is er onvoldoende bewijs dat verdachte direct in verband brengt met de oplichtingen.
Verdachte voldoet niet aan het signalement dat [naam 1] heeft gegeven van de jongen die hem onder bedreiging zijn bankpas en pincode van zijn [bank 1] -rekening afhandig heeft gemaakt, waarmee via afgeleide identificatie de andere - bij de oplichtingen gebruikte - bankrekeningen zijn geopend. Er zijn geen getuigenverklaringen die naar verdachte wijzen en er is geen link tussen verdachte en [naam 1] te vinden. Het onderzoek naar de dader van de oplichting is onvolledig. Er is geen direct verband tussen de telefoonnummers die gebruikt zijn bij de [websiteadvertenties] en verdachte. Er zijn geen camerabeelden van een pinnende verdachte, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft beschikt over de geldbedragen die bij de oplichting zijn buitgemaakt. In de kamer van verdachte zijn geen bankpassen of andere documenten van de geopende rekeningen aangetroffen. Tot slot is nergens gebleken van enige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander, zodat het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het strafdossier staat vast dat in de periode van 23 juli tot en met 7 augustus 2018 tientallen mensen zijn opgelicht via [website] . Dat heeft de verdediging ook niet weersproken. De vraag is echter of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte pleger of medepleger van die oplichtingen is geweest. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dat niet kan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De slachtoffers hebben geld overgemaakt op een bankrekening die op naam stond van [naam 1] . Het gaat daarbij om een bankrekeningen bij de [bank 1] , [bank 4] , [bank 2] of [bank 3] .
De rekeningen bij [bank 2] en [bank 3] zijn middels afgeleide identificatie geopend. Door een overboeking van één cent van de [bank 1] -bankrekening van [naam 1] naar de rekening van [bank 2] werd de [bank 2] -rekening op naam van [naam 1] geopend. Op dezelfde wijze is de [bank 2] -rekening gebruikt voor het openen van de rekening bij [bank 3] .
[naam 1] heeft als verdachte bij de politie verklaard dat hij zijn bankpasje en pincode van zijn [bank 1] rekening onder dwang aan een voor hem onbekende Marokkaanse man heeft moeten afgeven.
Verdachte komt bij de politie in beeld, omdat bij het openen van de rekening bij [bank 2] een telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer] ) en het adres [adres] te Almere zijn opgegeven. Het betreffende telefoonnummer staat sinds 2009 op naam van verdachte en hij woonde ten tijde van het openen van de rekening en de oplichtingen op het adres [adres] in Almere bij [stichting] . Verder blijkt uit onderzoek dat er direct na het openen van de [bank 3] -rekening op 31 juli is ingelogd op deze rekening via en ip-adres geregistreerd onder de naam [stichting] . Vervolgens is er via voornoemd ip-adres ook op 2 augustus 2018, 6 augustus 2018 en 8 augustus 2018 op de [bank 3] -rekening ingelogd.
Op grond van het strafdossier is het de rechtbank echter onvoldoende duidelijk geworden dat verdachte zelf de oplichtingen heeft gepleegd of daartoe nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer anderen. Of verdachte enkel zijn mobiele nummer eenmalig ter beschikking heeft gesteld om de [bank 2] -rekening te openen of dat hij ook actief mensen heeft opgelicht op [website] is niet duidelijk geworden. Het is de rechtbank uit de ter beschikking staande stukken evenmin duidelijk geworden of het telefoonnummer ook moet zijn gebruikt voor het activeren en beheren van de bankrekening noch of verdachte ook na het openen van de bankrekening actief heeft moeten meewerken om de oplichtingen mogelijk te maken. De hierin besloten liggende vragen zijn niet beantwoord in het onderzoek door de politie. Diverse onderzoeksmogelijkheden om meer duidelijkheid te krijgen over de rol van verdachte en over zijn verhouding tot [naam 1] zijn niet benut. Naar het oordeel van de rechtbank had onder meer het volgende onderzoek voor de hand gelegen.
De man aan wie [naam 1] zijn bankpas zou hebben afgegeven, zou volgens [naam 1] een Marokkaanse vriend zijn van de eigenaar van een met name genoemde eetgelegenheid in Almere waar [naam 1] werkte. Onderzocht had kunnen worden of er een (vriendschaps)relatie is tussen die eigenaar en verdachte. [naam 1] heeft bovendien verklaard dat die Marokkaanse vriend van die eigenaar in een grijze Opel Astra rijdt, een iets nieuwer model met een grote deuk aan de rechterkant. Onderzocht had kunnen worden of verdachte een autorijbewijs heeft en/of een auto op naam heeft staan en/of in de politiesystemen voorkomt met een koppeling aan een auto als door [naam 1] omschreven.
Gelet op de klantgegevens van de [bank 2] -rekening lijkt het voor de hand te liggen dat de bijbehorende bankpas is verstuurd naar [naam 1] , [adres] in Almere. Onderzocht had kunnen worden of [naam 1] een relatie had tot dit adres en ook of, en zo ja hoe, verdachte de beschikking over deze pas heeft kunnen krijgen. Mede in dat verband had de begeleiding van [stichting] bevraagd kunnen worden, zeker nu bij [stichting] meerdere personen woonden, die wellicht post konden onderscheppen, maar mogelijk ook allemaal toegang hadden tot het ip-adres dat is gebruikt voor de handelingen met de [bank 3] -rekening. Ook een doorzoeking van de kamer van verdachte bij [stichting] had naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen. De politie heeft slechts zoekend rondgekeken.
Tot slot is de [bank 2] -pas gebruikt om op 30 en 31 juli 2018 geld op te nemen en diverse betalingen te doen. Niet is gebleken dat is geprobeerd na te gaan of van deze opnames en/of betalingen beeldopnamen beschikbaar waren. Indien dat laatste het geval zou zijn geweest, had gekeken kunnen worden in hoeverre de opnemer/betaler gelijkenis vertoont met verdachte. In elk geval had dan onderzocht kunnen worden of het steeds dezelfde persoon was of dat meerdere personen van de pas gebruik maakten. Hetzelfde geldt voor de opnames van de [bank 1] -rekening van 25 tot en met 28 juli 2018, die bijna allemaal bij de [bank 1] aan het [adres] in Almere hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande kan een beperkte rol van verdachte, anders dan die van pleger of medepleger, niet buiten redelijke twijfel worden uitgesloten. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit alleen of tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd en zal hem dan ook vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] , [benadeelde partij 13] , [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 17] , [benadeelde partij 18] , [benadeelde partij 19] , [benadeelde partij 20] , [benadeelde partij 21] , [benadeelde partij 22] en [benadeelde partij 23] hebben een schadevergoeding gevorderd voor onderhavig feit. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

6.De overwegingen omtrent het beslag.

6.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank stelt op grond van de dossierstukken vast dat er zowel klassiek beslag als conservatoir beslag op een geldbedrag is gelegd, dat onder verdachte in beslag is genomen en aan hem toebehoort. De officier van justitie heeft op zitting toegelicht dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij voortzetting van het klassieke beslag, omdat er geen verband gelegd kan worden tussen het geld en de tenlastegelegde oplichtingen. Het conservatoir beslag is gelegd ter verhaal voor de vorderingen van de benadeelde partijen. Gelet op de vrijspraak van verdachte en de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen, komt ook de grond voor het conservatoir beslag te vervallen. De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten aan verdachte van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag, te weten een bedrag van € 1.920,=.
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] , [benadeelde partij 13] , [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 17] , [benadeelde partij 18] , [benadeelde partij 19] , [benadeelde partij 20] , [benadeelde partij 21] , [benadeelde partij 22] en [benadeelde partij 23] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 november 2021.
Mr. R.J.H. De Brouwer, mr. M.E. de Boer en de griffier zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.