ECLI:NL:RBZWB:2021:6043

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
BRE-21_1595
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot de betaling van de fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. De uitspraak op bezwaar dateert van 22 februari 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 6 april 2021. Het beroepschrift is echter pas op 11 april 2021 digitaal ingediend, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank benadrukt dat de wettelijke termijnen dwingend zijn en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij de termijnoverschrijding als 'verschoonbaar' kan worden aangemerkt.

De belanghebbende voert aan dat hij door computerproblemen en de coronamaatregelen niet in staat was om tijdig te reageren. Hij stelt dat hij tijdens de lockdown zijn computer niet kon laten repareren en dat hij hinder ondervond bij het indienen van zijn beroepschrift. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij de belanghebbende ligt en dat hij aannemelijk moet maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij redelijkerwijs niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank heeft begrip voor de uitzonderlijke omstandigheden, maar concludeert dat de belanghebbende op andere manieren had kunnen proberen om zijn beroep tijdig in te dienen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, omdat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de vereisten voor tijdige indiening. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 november 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1595
uitspraak van 26 november 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de betaling fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting met nummer [aanslagnummer] .
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 22 februari 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 6 april 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 11 april 2021 digitaal bij de rechtbank ingediend. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende stelt dat tijdens de lockdown in maart van dit jaar zijn computer defect raakte en het vanwege de strenge coronamaatregelen onmogelijk was om naar een reparateur te gaan. Omdat belanghebbende longpatiënt is, is hij daardoor ook nog eens gehinderd in contact te komen met mensen uit zijn nabije omgeving, aldus belanghebbende. Volgens belanghebbende volgden daarop nog meer tegenvallers, die hem hinderden om tijdig te reageren.
Vervolgens stelt belanghebbende dat hij tijdens het invoeren van het beroepschrift in de internetomgeving van de rechtbank problemen heeft ondervonden bij het uploaden van zijn foto’s omdat het niet mogelijk was om de bestanden om te zetten naar PDF-bestanden. Vervolgens heeft belanghebbende nog verschillende pogingen gedaan om zijn beroep in te voeren, maar vielen er steeds tekstonderdelen weg, aldus belanghebbende.
De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbende de bewijslast rust. Hij dient aldus aannemelijk te maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank ziet in de door belanghebbende aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van een beroepschrift. De rechtbank heeft begrip voor de uitzonderlijke omstandigheden in verband met het Coronavirus, maar het gaat erom of belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen. Door belanghebbende is niet aannemelijk gemaakt dat hij hiertoe niet in staat is geweest. Ervan uitgaande dat er inderdaad computerproblemen waren, valt niet in te zien waarom belanghebbende niet op andere wijze – al dan niet met hulp op afstand van anderen – tijdig een (beknopt) beroepschrift heeft ingediend, al was het maar ter behoud van rechten.
De door belanghebbende gestelde problemen met het uploaden van de foto’s bij zijn beroepschrift maken ook de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Belanghebbende had naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheid binnen de beroepstermijn zijn beroep in te dienen en desnoods de foto’s later toe te sturen. Dat belanghebbende dit niet heeft gedaan dient voor zijn risico te blijven.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 26 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.