Op 15 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeksters, waaronder het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college inzake de verlening van een omgevingsvergunning aan een vergunninghouder voor het verbouwen van een bedrijfscomplex. De verzoeksters hebben verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de vergunninghouder met de werkzaamheden zou beginnen voordat de rechtbank uitspraak had gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de vergunninghouder had aangegeven snel met de werkzaamheden te willen beginnen.
De voorzieningenrechter heeft de feiten en argumenten van de verzoeksters en het college beoordeeld. De verzoeksters stelden dat het college de kruimelgevallen-regeling onjuist had toegepast en dat er geen sprake was van een logiesfunctie, maar van een woonfunctie. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom het bestreden besluit in stand kon blijven. Er was twijfel over de volledigheid van het akoestisch onderzoek en de gevolgen voor omliggende bedrijven. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. De verzoeksters hebben recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.