ECLI:NL:RVS:2012:BW8141

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113423/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving gebruik perceel als hotel door Otto Workforce

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude en Otto Workforce B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college ten onrechte het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het voormalige hotel 'Groenendijk' door Otto Workforce voor de huisvesting van buitenlandse werknemers had afgewezen. Het college had dit besluit genomen op 17 augustus 2010, en het bezwaar van de verzoeker tegen dit besluit werd ongegrond verklaard op 1 februari 2011. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het pand niet als horecabedrijf kon worden aangemerkt, maar als woonvoorziening voor de werknemers van Otto Workforce. Dit oordeel was gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals de duur van het verblijf van de werknemers en het ontbreken van horecafaciliteiten.

In hoger beroep betoogden het college en Otto Workforce dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het gebruik van het pand in strijd was met het bestemmingsplan. Zij stelden dat het gebruik als hotel, zoals gedefinieerd in de Staat van Horeca-activiteiten, niet in strijd was met de bestemming van het perceel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 23 april 2012 behandeld. De Afdeling oordeelde dat het gebruik van het pand niet strijdig was met het bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan geen duidelijke definitie van 'wonen' bevatte en het gebruik van het pand als woonvoorziening voor werknemers niet in strijd was met de horecabestemming.

De Afdeling verklaarde de hoger beroepen gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het besluit van 1 februari 2011 had vernietigd. De Afdeling verklaarde het beroep van de verzoeker tegen het besluit van 1 februari 2011 ongegrond, waarmee het college geen bevoegdheid tot handhaving had. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 juni 2012.

Uitspraak

201113423/1/A1.
Datum uitspraak: 13 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Otto Workforce B.V., gevestigd te Venray,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011 in zaak nr. 11/2429 in het geding tussen:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D], [verzoeker E], [verzoeker F], [verzoeker G], [verzoeker H], [verzoeker I], [verzoeker J], [verzoeker K], [verzoeker L], [verzoeker M], [verzoeker N], [verzoeker O] en [verzoeker P] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), allen wonend te Hazerswoude-Rijndijk
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft het college, voor zover thans van belang, het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het op het perceel Rijndijk 96 (hierna: het perceel) gelegen voormalige hotel "Groenendijk" door Otto Workforce voor de huisvesting van buitenlandse werknemers afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2011 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 februari 2011 vernietigd, voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel, en bepaald dat het college een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en beslist. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2011, en Otto Workforce bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2012, hoger beroep ingesteld. Otto Workforce heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 23 januari 2012. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 26 januari 2012.
Otto Workforce en [verzoeker] hebben een verweerschrift ingediend.
Het college en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. I.T.J. Leuven en A.R. Bink, beiden werkzaam bij de gemeente, Otto Workforce, vertegenwoordigd door F.W.A.T.M. van Gool, bijgestaan door mr. F.A. Pommer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en [verzoeker P], [verzoeker A] en [verzoeker C], vertegenwoordigd door mr. R.C.V. Mans, advocaat te Leiden, zijn verschenen. Tevens is verschenen [belanghebbende].
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Tussen Rijn en Rijksweg" rust op het perceel de bestemming "Horecadoeleinden (H)".
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, is het verboden gronden/water en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de betrokken grond gegeven (sub)bestemmingen, de daarbij behorende doeleindenomschrijvingen en de overige voorschriften.
In de bij de planvoorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten is, voor zover thans van belang, het volgende bepaald.
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a (…)
1b Overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg en/of afhaalservice);
- hotel.
1c (…)
Categorie II "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat het perceel niet is aan te merken als een (licht dan wel middelzwaar) horecabedrijf in de zin van het vigerende bestemmingsplan, maar als woonvoorziening ten behoeve van de werknemers van Otto Workforce. De rechtbank heeft hierbij van belang geacht de wijze en de duur van verhuur van de kamers aan de werknemers, het feit dat in het pand geen verkoop van maaltijden, etenswaar dan wel drank plaatsvindt en het feit dat niet wordt voorzien in een voor het algemeen publiek openstaande verblijfsmogelijkheid.
2.3. Het college en Otto Workforce betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het gebruik van het gebouw op het perceel strijdig is met de horecabestemming van het bestemmingsplan.
Het college voert hiertoe aan dat onder hotel in de Staat van Horeca-activiteiten ook valt het gebruik van het pand als logiesgebouw. Het gaat in dit geval om dergelijk gebruik, zodat er geen strijd met de bestemming bestaat, aldus het college. Otto Workforce en het college voeren voorts aan dat de term hotel in het bestemmingsplan niet wordt gedefinieerd, zodat moet aangesloten bij hetgeen in het algemeen spraakgebruik daaronder wordt verstaan.
2.3.1. Op het perceel staat het pand dat plaatselijk bekend is als 'Hotel Groenendijk'. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het gehele pand wordt gehuurd voor de huisvesting van buitenlandse werknemers door Otto Workforce, een uitzendbureau voor voornamelijk Poolse werknemers. Zij biedt de werknemers een dienstverband en draagt zorg voor hun huisvesting. Ter zitting heeft Otto Workforce onweersproken gesteld dat de werknemers voor een periode van maximaal drie maanden in hotel Groenendijk verblijven. Op het loon van de werknemers wordt een vergoeding voor het gebruik van de kamers ingehouden. De werknemers slapen met twee personen op een kamer en maken gedurende het verblijf doorgaans gebruik van dezelfde kamer. Een aantal kamers heeft een eigen kookgelegenheid; daarnaast is er een gemeenschappelijke keuken. Ten tijde van belang werden in het pand geen maaltijden, drank en andere versnaperingen tegen vergoeding verstrekt. In het pand is geen georganiseerde recreatie aanwezig, maar wel een tafeltennistafel.
2.3.2. Hieruit kan worden opgemaakt dat het gebruik van het pand erop is gericht in tweepersoonskamers buitenlandse werknemers voor de duur van hun arbeidsverhouding met Otto Workforce tegen betaling logies/woonruimte te verschaffen, waarbij deze werknemers zelf zorg dragen voor hun consumpties. Dit gebruik is niet aan te merken als een hotel en, anders dan het college betoogt, evenmin daarmee op één lijn te stellen. Het betoog faalt.
2.4. Het college en Otto Workforce betogen dat de rechtbank heeft miskend dat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan, reeds omdat op het perceel, gelet op de artikel 9, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 27 en artikel 31, eerste en vierde lid, van de planvoorschriften, wonen is toegestaan.
2.4.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de planvoorschriften zijn de in lid 1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk III voor de betrokken zone als rechtstreeks toelaatbaar (bij wijze van medebestemming) zijn aangegeven. Daarbij is per zone ook aangegeven welke doeleinden na vrijstelling of planwijziging toelaatbaar zijn.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, is het gebied op kaartblad 4 aangewezen als lintbebouwing buiten/binnen de kernen bestemd voor:
- de doeleinden en bouwmogelijkheden overeenkomstig hoofdstuk II
- de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de navolgende tabel en de tabellen 5.1 en 5.2 is aangegeven, hetzij rechtstreeks (medebestemming), hetzij na vrijstelling of na planwijziging.
2.4.2. Uit artikel 9, eerste en tweede lid, en artikel 27, eerste lid, van de planvoorschriften blijkt dat het perceel primair is bestemd voor de doeleinden als omschreven in hoofdstuk II, hetgeen in dit geval "Horecadoeleinden" is. Het perceel is daarnaast bestemd voor de in tabel 2 bij artikel 27, eerste lid, van de planvoorschriften, opgenomen functies. Uit die tabel blijkt dat voor de functie 'wonen' de tabellen 5.1 en 5.2 van belang zijn.
2.4.3. Tabel 5.1, opgenomen in artikel 30, eerste lid, van de planvoorschriften heeft betrekking op nevenfuncties. Nu de gronden niet langer ten behoeve van horecadoeleinden worden gebruikt, is deze tabel hier niet aan de orde. Tabel 5.2, opgenomen in artikel 31, eerste lid, van de planvoorschriften heeft betrekking op vervolgfuncties. De Afdeling zal beoordelen of en zo ja in hoeverre, de hier aan de orde zijnde functie 'wonen' als vervolgfunctie toelaatbaar is.
2.4.4. Ingevolge artikel 31, eerste lid, is in relatie tot de bestemmingen en bouwmogelijkheden voor de diverse deelgebieden in de navolgende tabel aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorschriften. De (bouw)voorschriften die gelden voor vervolgfuncties bij wijze van medebestemming (aanduiding o in tabel), zijn ook van toepassing op bestaande functies overeenkomstig hoofdstuk II, die worden gecontinueerd.
Tabel 5.2 vervolgfuncties
Ter plaatse van overige bouwvlakken is ten aanzien van de vervolgfunctie wonen/hobbyboeren vermeld: o/w, hetgeen volgens die tabel betekent toelaatbaar bij wijze van (mede) bestemming o/toelaatbaar na planwijziging (w). Verder zijn de voorschriften 2, 3, en 4 van toepassing.
2.4.5. Gelet op artikel 9, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 27, eerste lid en tabel 5.2, van de planvoorschriften is wonen op het perceel rechtstreeks toelaatbaar. Niet onaannemelijk is, zoals door het college gesteld, dat de schuine streep die de functie wonen van hobbyboeren scheidt, betekent dat wonen rechtstreeks toelaatbaar is en het gebruik als hobbyboeren uitsluitend na planwijziging. De aanduiding 'o' als eerstgenoemde slaat derhalve terug op de functie 'wonen' als eerstgenoemde. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de ruimtelijke uitstraling van de functie wonen in lintbebouwing, zeker waar het lintbebouwing binnen de kern betreft, meer passend is en meer in het verlengde ligt van horecadoeleinden dan de functie voor hobbyboeren op een zodanige plaats. Dat geldt te meer in een geval als dit, waar het perceel primair is bestemd voor horecadoeleinden en voorafgaande aan het huidige gebruik, overeenkomstig die bestemming werd gebruikt.
In het bestemmingsplan is het begrip wonen niet gedefinieerd en wordt geen onderscheid naar woonvormen gemaakt. Het bestemmingsplan staan dan ook niet in de weg aan het onderhavige gebruik van het perceel. Voor het oordeel dat, zoals [verzoeker] betoogt, voor de definitie van wonen moet worden aangesloten bij het bestemmingsplan "Gebruiksregels woningen gemeente Rijnwoude" bestaat geen aanleiding, reeds omdat dit bestemmingsplan niet gold ten tijde van belang.
Nu geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan bestaat voor het college geen bevoegdheid tot handhaving. Het betoog slaagt.
2.5. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het besluit van 1 februari 2011, voor zover het de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel Rijndijk 96 betreft, heeft vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 1 februari 2011 alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011 in zaak nr. 11/2429, voor zover de rechtbank het besluit van 1 februari 2011, voor zover het de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel Rijndijk 96 betreft, heeft vernietigd;
III. verklaart het door [verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D], [verzoeker E], [verzoeker F], [verzoeker G], [verzoeker H], [verzoeker I], [verzoeker J], [verzoeker K], [verzoeker L], [verzoeker M], [verzoeker N], [verzoeker O] en [verzoeker P] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012
473.