Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2021 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
.
Het geschil
Standpunten van partijen
Procesbelang
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. C. Kleijssen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de beëindiging van de Wsw-indicatie van [naam derde partij], een voormalig werknemer van eiseres. Het UWV had op 6 november 2019 besloten de Wsw-indicatie van [naam derde partij] te beëindigen, waarop [naam derde partij] bezwaar heeft gemaakt. Het UWV verklaarde het bezwaar gegrond en verlengde de indicatie tot 6 juni 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij niet op de hoogte was van het bezwaar van [naam derde partij] en dat de beëindiging van de indicatie onterecht was.
De rechtbank heeft de zaak op 15 oktober 2021 behandeld. Eiseres heeft betoogd dat [naam derde partij] niet in staat is om zelfstandig te functioneren in een werkomgeving, terwijl het UWV stelt dat hij meer dan een uur aaneengesloten kan werken. De rechtbank heeft overwogen dat het procesbelang van eiseres onvoldoende is, omdat de Wsw-indicatie inmiddels is verstreken en [naam derde partij] sinds 16 januari 2020 niet meer in dienst is bij eiseres. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen voldoende procesbelang is vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.