Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij het beroep van de eiser tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 2 december 2019 ongegrond is verklaard. Eiser had zich eerder ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering, maar het UWV beëindigde deze uitkering na een eerstejaarsbeoordeling. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn medische klachten zijn onderschat en dat hij niet in staat is om zijn eigen werk te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering heeft beëindigd, waarbij de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen zijn meegenomen. De rechtbank concludeert dat eiser op de datum in geding niet ongeschikt was voor zijn werk, en dat de eerdere WIA-beoordeling niet ter discussie kan worden gesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.