In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot nihilstelling van alimentatie door de man, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, voor zijn ex-vrouw en hun jongmeerderjarige kind, die de Nederlandse nationaliteit bezitten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de jongmeerderjarige hun gewone verblijfplaats in België hebben, wat van invloed is op de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De rechtbank heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 4/2009, die de regels voor internationale alimentatiezaken regelt. Volgens artikel 3 van deze verordening is het gerecht van de plaats waar de verweerder of de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft bevoegd. Aangezien de vrouw en de jongmeerderjarige in België verblijven, heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen geldige forumkeuze is gemaakt en dat de vrouw en de jongmeerderjarige niet zijn verschenen in de procedure, wat de bevoegdheid van de rechtbank verder ondermijnt. Uiteindelijk heeft de rechtbank zich op grond van artikel 10 van de Ali-vo onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen, en dit is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.