In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak, die per waardepeildatum 1 januari 2019 was vastgesteld op € 205.000,-. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de WOZ-waarde verlaagd tot € 185.000,-. De uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar is vernietigd en de aanslag onroerendezaakbelasting is dienovereenkomstig verminderd.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2021, die online plaatsvond, is de gemachtigde van de belanghebbende, B.A.M. Slockers, gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waarde van het object, maar dat er onenigheid bestond over de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemaakte kosten voor rechtsbijstand redelijk zijn en heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 1.331 aan proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het overleggen van een taxatierapport geen garantie biedt voor een bepaalde uitkomst in de WOZ-procedure. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de belanghebbende zijn rechtsmiddelen succesvol heeft aangewend om de te hoge waardering aan te vechten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.