Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Motivering
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een bezwaar van de belanghebbende tegen de in rekening gebrachte invorderingskosten van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 31 januari 2020 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft ontvangen, waarbij de invordering werd uitgevoerd door Cannock Chase Public namens de gemeente Breda. Na uitblijven van betaling zijn er aanmaningen en een dwangbevel verzonden, waarop de belanghebbende uiteindelijk het bedrag van de naheffingsaanslag heeft voldaan, maar niet de bijkomende invorderingskosten.
De belanghebbende heeft op 6 december 2020 bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte kosten, maar de invorderingsambtenaar heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is overschreden en dat de redenen die de belanghebbende heeft aangevoerd voor deze overschrijding niet verschoonbaar zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belanghebbende verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van zijn bezwaar en dat de invorderingsambtenaar de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.