ECLI:NL:RBZWB:2021:5917
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verplichting tot betaling
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had op 16 mei 2020 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, omdat deze geen parkeerbelasting had voldaan terwijl zijn auto op een aangewezen parkeerplaats stond. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting voerde de belanghebbende aan dat hij de parkeerbelasting wilde betalen, maar dat de parkeerautomaat defect was. Hij stelde dat hij zijn auto slechts kort had geparkeerd en dat hij deze had verplaatst naar een andere parkeerplaats. De heffingsambtenaar betwistte deze stelling en stelde dat de belanghebbende de mogelijkheid had om op andere manieren de parkeerbelasting te voldoen, zoals via een andere parkeerautomaat of mobiel parkeren.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet was vrijgesteld van de verplichting om parkeerbelasting te betalen, ook al was de parkeerautomaat defect. De rechtbank benadrukte dat het gedurende enige tijd stilstaan van een voertuig in een parkeervak voldoende is om belastingplichtig te zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.