ECLI:NL:RBZWB:2021:5867
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag of sprake is van onmiddellijk laden en lossen
Op 15 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 maart 2021, die betrekking had op een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 66,80. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de belanghebbende op 2 maart 2021 omstreeks 14:10 uur met zijn auto op een parkeerplaats in Breda stond, waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd. Tijdens een controle met een scanauto was er geen parkeerbelasting op aangifte voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag.
Tijdens de zitting op 12 november 2021 voerde de belanghebbende aan dat hij bezig was met het onmiddellijk laden en lossen van goederen, zoals keukenspullen en kleding, en dat hij daarom niet als 'parkerend' kon worden beschouwd. De rechtbank overwoog dat volgens de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021 onder parkeren wordt verstaan het gedurende een aaneengeschakelde periode doen of laten staan van een voertuig, tenzij dit gebeurt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen of het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij goederen van enige omvang aan het uitladen was en dat hij dit deed gedurende de tijd die daarvoor nodig was. De heffingsambtenaar had de feitelijke gang van zaken niet betwist. Daarom oordeelde de rechtbank dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en gelastte dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem werd vergoed.