ECLI:NL:RBZWB:2021:5865
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de criteria voor onmiddellijk laden en lossen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 5 maart 2021 de naheffingsaanslag had opgelegd. De zaak werd behandeld tijdens een zitting in Breda, waar zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren via beeldbellen.
De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de belanghebbende op 14 januari 2021 omstreeks 14:39 uur met zijn auto op een parkeerplaats stond waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd. Tijdens een controle met een scanauto was er geen parkeerbelasting op aangifte voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 66,00. De belanghebbende voerde aan dat hij parkeerbelasting had voldaan tot het moment dat hij bij zijn zoon wegreed en terugkeerde om een kleerhanger met kleding op te halen. Hij stelde dat dit onder het onmiddellijk laden en lossen van goederen viel, zoals bedoeld in de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021.
De rechtbank overwoog dat voor 'onmiddellijk laden en lossen' aan bepaalde criteria moet worden voldaan. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat voldaan was aan het criterium dat de goederen van een zodanige omvang en gewicht moesten zijn dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto konden worden gehaald. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde naheffingsaanslag terecht was, omdat de belanghebbende parkeerbelasting had moeten voldoen. Het beroep werd ongegrond verklaard.