ECLI:NL:RBZWB:2021:5865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de criteria voor onmiddellijk laden en lossen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 5 maart 2021 de naheffingsaanslag had opgelegd. De zaak werd behandeld tijdens een zitting in Breda, waar zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren via beeldbellen.

De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de belanghebbende op 14 januari 2021 omstreeks 14:39 uur met zijn auto op een parkeerplaats stond waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd. Tijdens een controle met een scanauto was er geen parkeerbelasting op aangifte voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 66,00. De belanghebbende voerde aan dat hij parkeerbelasting had voldaan tot het moment dat hij bij zijn zoon wegreed en terugkeerde om een kleerhanger met kleding op te halen. Hij stelde dat dit onder het onmiddellijk laden en lossen van goederen viel, zoals bedoeld in de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021.

De rechtbank overwoog dat voor 'onmiddellijk laden en lossen' aan bepaalde criteria moet worden voldaan. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat voldaan was aan het criterium dat de goederen van een zodanige omvang en gewicht moesten zijn dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto konden worden gehaald. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde naheffingsaanslag terecht was, omdat de belanghebbende parkeerbelasting had moeten voldoen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1249
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 12 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant),
de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 5 maart 2021 van de heffingsambtenaar met betrekking tot de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .
Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 12 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] via beeldbellen.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 14 januari 2021 omstreeks 14:39 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straat] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle met een scanauto op voormelde datum en tijdstip is voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 66,00 (€ 1,50 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten).
3. Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.
4. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.
5. Belanghebbende voert aan dat hij parkeerbelasting heeft voldaan tot het moment dat hij bij zijn zoon wegreed en er vervolgens achter kwam dat hij een kleerhanger met een broek, overhemd en trui was vergeten. Hij is teruggereden om de kleding op te halen waarmee enkele minuten gemoeid waren. Volgens belanghebbende valt dit onder het onmiddellijk laden en lossen van goederen als bedoeld in artikel 1 onderdeel a van de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021 zodat geen sprake is van parkeren.
6. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak sprake is van ‘onmiddellijk laden en lossen’ als aan de volgende criteria is voldaan: (1) het bij voortduring inladen of uitladen van zaken (2) onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht, (3) gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Hierbij moet het gaan om zaken van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto kunnen worden gehaald of gebracht (4). [1]
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat ook is voldaan aan het vierde criterium als hiervoor bedoeld. Een kleerhanger met een broek, overhemd en trui zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto kunnen worden gehaald. In dat geval is geen sprake van het onmiddellijk laden en lossen van goederen zodat sprake is van parkeren en belanghebbende parkeerbelasting had moeten voldoen.
8. De naheffingsaanslag is derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 12 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760 en Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:445