Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.E.M. Lucassen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 4 november 2019 van het UWV, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 4 juni 2020 gesloten, omdat partijen niet verschenen. Na een heropening van het onderzoek op 18 juni 2020, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 27 juli 2020 een aanvullende rapportage opgesteld. Eiseres heeft hierop gereageerd, maar geen van de partijen heeft aangegeven nog gehoord te willen worden. De rechtbank heeft op 4 november 2021 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 januari 2019. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV gevolgd, waarin werd gesteld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b in overweging genomen en geconcludeerd dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende zijn om de medische beoordeling van het UWV te weerleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts b&b voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom er geen aanvullende beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangenomen hoeven te worden.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat het UWV terecht eiseres geschikt heeft geacht voor de geduide functies. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 748,--. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.