ECLI:NL:RBZWB:2021:5851

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6425
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.E.M. Lucassen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 4 november 2019 van het UWV, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 4 juni 2020 gesloten, omdat partijen niet verschenen. Na een heropening van het onderzoek op 18 juni 2020, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 27 juli 2020 een aanvullende rapportage opgesteld. Eiseres heeft hierop gereageerd, maar geen van de partijen heeft aangegeven nog gehoord te willen worden. De rechtbank heeft op 4 november 2021 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 januari 2019. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV gevolgd, waarin werd gesteld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b in overweging genomen en geconcludeerd dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende zijn om de medische beoordeling van het UWV te weerleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts b&b voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom er geen aanvullende beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangenomen hoeven te worden.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat het UWV terecht eiseres geschikt heeft geacht voor de geduide functies. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 748,--. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6425 WIA

uitspraak van 11 november 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.E.M. Lucassen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 november 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 juni 2020. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Met de beslissing van 18 juni 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om het UWV in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te geven op de beperkingen zoals opgenomen in de FML.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) heeft op 27 juli 2020 een aanvullende rapportage opgesteld. Eiseres heeft op 5 november 2020 op de rapportage gereageerd Partijen hebben over en weer nog diverse keren op elkaars standpunten gereageerd.
Bij brief van 17 september 2021 heeft de rechtbank aan partijen gevraagd om het binnen vier weken kenbaar te maken als zijn nog gehoord willen worden op een zitting.
Geen van de partijen heeft aangegeven nog gehoord te willen worden. Vervolgens heeft de rechtbank op 4 november 2021 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker. Voor dat werk is zij op 1 februari 2017 uitgevallen vanwege vermoeidheidsklachten en pijnklachten in de armen.
Bij besluit van 14 december 2018 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 30 januari 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Omvang geschil
2. In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 januari 2019.
Wettelijk kader
3. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Medische beoordeling
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1
De arts heeft onderzoek gedaan en verslag gedaan van dit onderzoek in zijn rapportage van 29 november 2018. De belastbaarheid van eiseres heeft hij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 november 2018.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de primaire arts een lichamelijk onderzoek heeft verricht en dat daaruit niet blijkt dat alle klachten geobjectiveerd kunnen worden. Eiseres heeft hyperlordose. Uit de informatie van het AMC blijkt niet dat er sprake is van een vergroeiing van de rug. Overigens is bij het vaststellen van de belastbaarheid wel rekening gehouden met een beperkte functie van de rug en armen. De medicijnen die eiseres gebruikt geven geen aanleiding om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen. De gestelde dyslexie geeft geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen omdat eisers aangeeft boeken en tijdschriften te lezen. Verder is niet gebleken van allergieën zodat ook geen beperking aangenomen hoeft te worden voor stof, rook, gassen en dampen. De verzekeringsarts b&b heeft nader gemotiveerd waarom er geen sprake is van een urenbeperking. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de klachten van eiseres zijn onderkend, erkend en betrokken bij de vaststelling van de belastbaarheid. De beperkingen genoemd in de FML volgen logisch en inzichtelijk uit de onderzoeksgegevens. Er is geen aanleiding om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen.
4.2
Eiseres heeft buiten de in bezwaar naar voren gebrachte gronden, tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er wel degelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de door haar ervaren vermoeidheid en de neurofibromatose type 1. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij verwezen naar een brief van haar neuroloog van 5 maart 2020.
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 30 september 2019 uitgebreid is ingegaan op de bezwaargronden van eiseres. Inzake de stelling van eiseres dat er sprake is van een oorzakelijk verband heeft de verzekeringsarts b&b er in zijn reactie van 22 mei 2020 terecht op gewezen dat het enkele gegeven dat moeheid vaker voorkomt bij neurofibromatose niet zondermeer betekent dat er sprake is van een oorzakelijk verband. De door eiseres overgelegde brief van de neuroloog bevat geen specifieke op de situatie van eiseres toegespitste informatie. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in zijn onderbouwde stelling dat de vermoeidheid vooral wordt veroorzaakt door een conditiegebrek. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts b&b voor onjuist te houden.
4.4
Met betrekking tot de vertaling van de medische bevindingen naar de FML heeft de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 27 juli 2020 een aanvullende motivering gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b met dit rapport en de nadere toelichtingen gegeven in zijn rapportages van 18 januari 2021, 12 april 2021 en 22 juni 2021 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom er geen aanvullende beperkingen in de FML aangenomen hoeven te worden. Eiseres heeft ook geen medische informatie ingebracht waaruit opgemaakt zou moeten worden dat er meer of andere beperkingen aangenomen moeten worden. De enkele verwijzing naar een landelijke website over fibromyalgie, is daarvoor onvoldoende. De informatie op de website is immers algemeen van aard en zegt niets over de specifieke situatie van eiseres. [1]
Ook met betrekking tot de opmerking van de arbeidsdeskundige b&b dat eiseres niet de hele dag priegelwerk kan doen [2] , heeft de verzekeringsarts b&b voldoende toegelicht dat deze opmerking niet leidt tot het aannemen van extra beperkingen. Daarbij is betrokken dat er bij de weergave van het lichamelijk onderzoek geen afzonderlijke onderzoeksbevindingen zijn genoemd ten aanzien het hand- en vingergebruik. Eiseres zelf heeft tijdens het lichamelijk onderzoek alleen aangegeven belemmeringen te ervaren ten aanzien van het openen van potjes en flessen. Nu eiseres tijdens het onderzoek geen andere belemmeringen heeft aangegeven en gelet op het ontbreken van een medische onderbouwing voor een beperking op priegelwerk, volgt de rechtbank de verzekeringsarts b&b in zijn standpunt dat geen beperking voor priegelwerk aangenomen hoeft te worden. Bij de verdere beoordeling zal dan ook worden uitgegaan van de belastbaarheid zoals deze is opgenomen in de FML van 29 november 2018.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (Sbc-code 267053), telefonist/receptionist/typist (Sbc-code 315120) en besteller post/pakketten (Sbc-code 282102).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Met name de nieuwe geduide functies wikkelaar en medewerker tuinbouw zijn ongeschikt. In deze functies komt priegelwerk voor en eiseres kan dat niet.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de aantekeningen van de primaire arbeidsdeskundige op de resultaat functiebeoordeling van 13 december 2018 en de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 30 oktober 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 en 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Mate van arbeidsongeschiktheid
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 30 januari 2019.
Conclusie
7. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat, zoals hiervoor is overwogen, het UWV pas in beroep toereikend heeft gemotiveerd dat met de belastbaarheid zoals weergegeven in de FML van 29 november 2018 recht wordt gedaan aan de medisch te objectiveren beperkingen van eiseres. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand omdat het UWV terecht eiseres geschikt heeft geacht voor de geduide functies en het bestreden besluit ook voor het overige de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,-- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 748,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 11 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Zie zijn rapportage van 30 oktober 2019