ECLI:NL:RBZWB:2021:5648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8456
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. De eiseres, die eerder een WIA-uitkering had ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid door een enkelbreuk en psychische problemen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om haar uitkering per 21 april 2020 te beëindigen. Het UWV had vastgesteld dat de eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig bekeken. Tijdens de zitting op 30 september 2021 zijn beide partijen niet verschenen, maar de rechtbank heeft de ingediende stukken en rapportages van de verzekeringsartsen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat het UWV op zorgvuldige wijze heeft vastgesteld dat de eiseres, ondanks haar klachten, in staat was om arbeid te verrichten. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres, die stelde dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat, niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 4 november 2019 adequaat was en dat de eiseres in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beëindiging van de WIA-uitkering per 21 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8456 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [naam woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. A. Boesjes,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) beëindigd met ingang van 21 april 2020.
In het besluit van 21 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 30 september 2021.
Partijen zijn, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als projectsecretaresse. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege een enkelbreuk, waarna ook psychische problemen volgden.
Bij besluit van 19 februari 2018 heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 3 april 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 76,65%.
Bij het primaire besluit heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 21 april 2020, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 20 februari 2020 heeft vastgesteld op minder dan 35% en daarom terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 21 april 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op zijn spreekuur van 31 oktober 2019. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres eerder is gezien in het kader van de WIA beoordeling. In januari 2019 is eiseres gaan werken als telefoniste/ receptioniste. Na enkele maanden werd ze office assistent en haar werkgever wil de drie dagen die ze werkt, uitbreiden naar vijf dagen. Eiseres lijkt volgens de verzekeringsarts tegen grenzen aan te lopen. Ze komt niet goed tot rust en kan niet goed herstellen. Ze kan ook naar haar werkgever geen duidelijke grenzen aangeven. Ze voelt zich daarom opgejaagd. Ook in de dagen dat ze niet werkt, is ze wel bereikbaar en komt dan niet echt tot rust. Door de therapie heeft ze meer inzicht in haar functioneren, maar het vertalen naar de praktijk blijkt moeizamer te verlopen. Het gevaar bestaat dat zij zich overbelast. Ten tijde van het onderzoek volgt eiseres nog therapie.
Vanuit dit perspectief ziet de verzekeringsarts aanleiding enige restricties aan te geven voor de mentale belastbaarheid. Lichamelijk heeft eiseres nog enkelproblemen waarvoor ze nog onder behandeling is. Hoewel de verzekeringsarts enige verbetering ziet ten opzichte van een eerdere beoordeling, ziet hij nog steeds beperkingen ten aanzien van klimmen, traplopen, lang lopen, zwaar tillen en hurken. Omdat eiseres geen dagbehandeling meer heeft, ziet de verzekeringsarts geen aanleiding voor een urenrestrictie. Eiseres is volgens hem voor vijf dagen belastbaar, rekening houdend met de beperkingen ten aanzien van de verminderde dynamische en statische belastbaarheid en ten aanzien van een verminderd persoonlijk functioneren.
Voor het enkelgewricht verwacht de verzekeringsarts geen grote veranderingen meer, en met betrekking tot de mentale belastbaarheid ziet hij eventueel nog verbetering als eiseres in staat is het verkregen inzicht te vertalen naar de praktijk. Een termijn is daarvoor niet aan te geven. Eiseres krijgt ondersteuning vanuit de therapie en vanuit haar huidige relatie.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 november 2019.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft het dossier, inclusief de bezwaargronden, bestudeerd en deelgenomen aan de hoorzitting op 3 augustus 2020. De verzekeringsarts b&b kan het standpunt van eiseres, dat ze geen 40 uur per week kan werken, niet volgen. Hoewel de verzekeringsarts b&b niet voorbij gaat aan de problematiek, ziet zij, getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, geen medische reden om per datum in geding (21 april 2020) een urenbeperking toe te kennen. Er is namelijk geen sprake van verminderde beschikbaarheid in verband met opname of deeltijdtherapie. Er is voorts geen stoornis in de energiehuishouding door energietekort, te groot energieverbruik, dan wel verminderde recuperatiemogelijkheden zoals bedoeld in de standaard. Evenmin is er sprake van een aandoening met zelfoverschatting of beperkt ziektebesef waarmee preventief een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. Wel ziet de verzekeringsarts b&b een persoonlijkheidsproblematiek, maar ook is sprake van een “zo-zijn”, dat eiseres kwetsbaar kan maken in stresserende situaties, of de coping in bepaalde situaties bemoeilijkt. Hiervoor zijn volgens de verzekeringsarts b&b beperkingen ten aanzien van veelvuldige storingen/onderbrekingen en veelvuldige deadlines/productiepieken aangenomen. Meer beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren acht zij niet aan de orde omdat al rekening wordt gehouden met de verminderde stressbestendigheid.
De verzekeringsarts b&b ziet evenmin aanleiding voor meer fysieke beperkingen omdat de al aangenomen beperkingen rekening houden met de verminderde belastbaarheid van de linkerenkel. In het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting zijn volgens de verzekeringsarts b&b geen nieuwe gezichtspunten of nadere medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van ernstigere beperkingen.
Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat conform de KNGM-richtlijn de behandelend arts niet de aangewezen persoon is om verklaringen af te geven over arbeidsongeschiktheid, gezien de veelal onbekendheid met de criteria die gehanteerd moeten worden om tot een juiste afweging te komen die nodig is om arbeidsongeschiktheid te kunnen beoordelen. Met name voor de WIA is bepaald dat de verzekeringsarts de aangewezen persoon is die hierover uitspraken doet.
De verzekeringsarts handhaaft dan ook de FML van 4 november 2019 voor de datum in geding (21 april 2020).
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij geen 40 uur per week kan werken door haar psychische klachten en de gevolgen van de enkelbreuk. Door de borderline, paranoïde en narcistische persoonlijkheidsstoornis stelt eiseres moeite te hebben om haar grenzen te bewaken, snel overprikkeld te zijn, waardoor zij destructief kan handelen naar zichzelf en naar anderen. Eiseres loopt al jaren achtereen tegen dezelfde klachten aan in de uitvoering van haar werkzaamheden. Zij staat op de wachtlijst voor een uitgebreid diagnostisch onderzoek voor het autisme spectrum. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar een brief van huisarts [naam huisarts] van 10 juni 2021, een brief van [naam psycholoog], psycholoog in opleiding bij de Viersprong van 31 juli 2018 en een brief van psychotherapeut/psycholoog [naam psycholoog] van 7 juni 2021.
Op grond daarvan acht eiseres zich meer beperkt voor het vasthouden van de aandacht, het verdelen van de aandacht, afleiding door activiteiten van anderen, omgaan met conflicten en samenwerken. Ook een urenbeperking bij de aspecten 6.2 en 6.3 is volgens eiseres nodig, omdat zij dagelijks een ernstige stoornis in haar energiehuishouding ervaart.
4.4
Naar aanleiding van de door eiseres in beroep ingebrachte informatie heeft de verzekeringsarts b&b van het UWV aanvullend gerapporteerd op 30 juni 2021. Daarin stelt zij dat de diagnose borderline al bekend was en dat dit een ziektebeeld is waarbij klachten en presentatie verschillend zijn, zodat niet alle mensen met de aandoening dezelfde beperkingen hebben. Dit blijkt volgens de verzekeringsarts b&b ook uit het verzekeringsgeneeskundige protocol Borderlinepersoonlijkheidsstoornissen. Immers, daar wordt gesteld dat het een illusie is ervan uit te gaan dat er in algemene zin een eenduidige relatie is tussen de diagnose en de mogelijkheden en beperkingen. De mogelijkheden en beperkingen moeten op individueel niveau gemotiveerd worden. Dit is volgens de verzekeringsarts b&b ook het geval bij de andere gestelde persoonlijkheidsstoornissen. In de stelling dat eiseres op de wachtlijst staat voor onderzoeken ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. Uit de primaire rapportage en ook de hoorzitting is haar niet gebleken dat er problemen zijn bij vasthouden en verdelen aandacht, waar eiseres immers rondom de datum in geding aan het werk was en auto reed. Ook deed ze vrijwilligerswerkzaamheden als gastvrouw bij NAC waardoor de beperkingen afleiding door anderen, samenwerken en omgaan met conflicten niet aan de orde zijn. Verder wijst de verzekeringsarts b&b erop dat zij in de bezwaarrapportage al heeft gemotiveerd dat een urenbeperking niet aan de orde is, conform de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Hoewel eiseres blijvende, ondersteunende behandeling moet ondergaan, ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor een urenbeperking omdat uit de primaire rapportage en ook uit de hoorzitting blijkt dat de behandelingen om de week plaatsvinden. Verder is een urenbeperking voor herstel vanwege overprikkeling of overvraging niet aan de orde. Indien rekening wordt gehouden met de al aangenomen beperkingen in persoonlijk functioneren, is er ook geen noodzaak voor recuperatie. Verder is eiseres niet bekend met een beperkte cognitie waardoor er geen sprake is van overvraging of overprikkeling. Uit de ontvangen informatie is de verzekeringsarts b&b niet gebleken dat er aandoeningen zijn gemist.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de enkelklachten maar ook de psychische klachten. Daarbij wijst de rechtbank op de rapportage van 30 juni 2021 die verzekeringsarts b&b in reactie op de beroepsgronden heeft opgesteld. Mede gelet op de motivering van de verzekeringsarts b&b in deze rapportage ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de afwegingen en de conclusies van het medisch onderzoek. Eiseres verwijst in haar beroepsgronden meermaals naar het Verzekeringsgeneeskundig protocol Borderlinepersoonlijkheidsstoornis, de CBBS basisinformatie en de Standaard Duurbelastbaarheid ter onderbouwing van welke beperkingen bij de diagnose borderlinepersoonlijkheidsstoornis zouden passen. Bij de vaststelling van de beperkingen tot het verrichten van arbeid is de diagnose echter niet doorslaggevend. Dit betekent dat een gestelde diagnose niet automatisch leidt tot bepaalde beperkingen. In een individuele situatie dient steeds te worden beoordeeld in hoeverre sprake is van objectieve beperkingen tot het verrichten van arbeid (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1287). De verzekeringsartsen hebben, met inachtneming van onder meer de diagnose borderlinepersoonlijkheidsstoornis, de individuele situatie van eiseres beoordeeld en gemotiveerd welke beperkingen in haar geval van toepassing zijn. Nu de informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, de rechtbank geen aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat bij de opstelling van de FML met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening is gehouden. De rechtbank concludeert daarom dat niet is gebleken dat in de FML van 4 november 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040), boekhouder kassier (Sbc-code 5115070) en archiefmedewerker (Sbc-code 315132).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres per geduide functie specifieke argumenten aangedragen en daarbij aangegeven dat op basis van die argumenten het voor eiseres niet mogelijk is de geduide functies te vervullen.
5.3
Naar aanleiding van de door eiseres in beroep ingebrachte informatie heeft de arbeidsdeskundige b&b E. Kastelijn aanvullend gerapporteerd op 1 juli 2021. De arbeidsdeskundige b&b heeft per functie gereageerd op de door eiseres opgeworpen argumenten en geconcludeerd dat de geduide functies kunnen worden gehandhaafd. De belasting in de geduide functies sluit aan bij de in de FML beschreven mogelijkheden. De getoonde signaleringen zijn volgens de arbeidsdeskundige b&b van voldoende onderbouwing voorzien
.
5.4
De rechtbank ziet in de argumenten van eiseres geen reden te oordelen dat de voor haar geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voornamelijk voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Rekening houdend met de beperkingen zoals die zijn vastgelegd in de FML van 4 november 2019 worden de geduide functies passend geacht. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 18 februari 2020 en van de arbeidsdeskundige b&b van 1 juli 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage 1 juli 2021 per functie gemotiveerd dat die, ondanks de door eiseres opgeworpen argumenten, toch geschikt zijn voor eiseres gelet op de beperkingen in de FML van 4 november 2019. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV in het bestreden besluit een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 33,87%. Eiseres heeft tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht. In beroep komt de arbeidsdeskundige b&b vanwege een aangepast CBS indexcijfer tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 30,12%. Ook hier heeft eiseres geen gronden tegen gericht. De rechtbank stelt vast dat het UWV in beroep een arbeidsongeschiktheidspercentage hanteert dat lager is dan in het bestreden besluit is gesteld. Echter, omdat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% blijft, zal de rechtbank hieraan geen consequentie verbinden.
Dit betekent dat het UWV in het bestreden besluit terecht heeft geconcludeerd dat eiseres per 20 februari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 21 april 2020.
7.
Conclusie
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 8 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.