ECLI:NL:RBZWB:2021:5505

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/02/391100/HA-RK/21-227
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verschoning van de rechter in een jeugdbeschermingszaak

Op 29 oktober 2021 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot verschoning van de rechter, mr. I. Dijkman, afgewezen. De rechter had verzocht zich te mogen verschonen van de behandeling van een verzoek van Jeugdbescherming Brabant, omdat zij eerder had beslist over een gerelateerd geschil. De rechtbank benadrukte dat rechters elke zaak onbevangen en zonder vooringenomenheid dienen te behandelen, ook als zij eerder betrokken zijn geweest bij een vergelijkbare zaak. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het enkele feit dat de rechter eerder een beslissing had genomen over de noodzaak van een diagnostisch onderzoek, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank oordeelde dat de professionaliteit van de rechter in deze context gewaarborgd was en dat het verzoek tot verschoning daarom werd afgewezen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het verschoningsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank zeeland-west-brabant

Verschoningskamer
Verschoningsnummer: C/02/391100 / HA RK 21-227
Zaaknummer: C/02/390538 en rekestnummer 21-2091
Beslissing van 29 oktober 2021
van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek van
mr. I. Dijkman,
rechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant,
hierna de rechter,
belast met de behandeling van de hoofdzaak met kenmerk C/02/390538 / JE RK 21-2091 van:
Jeugdbescherming Brabant,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Roosendaal.
Als belanghebbende zijn aangemerkt, [naam moeder] (de moeder) en [naam vader] (de vader).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verschoningsverzoek van de rechter van 21 oktober 2021.
1.2.
Een verschoningsverzoek hoeft, anders dan een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting te worden behandeld. Het verzoek is daarom niet ter zitting behandeld.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
De rechter heeft gesteld dat het haar niet vrij staat de zaak te behandelen en heeft verzocht zich van behandeling van het verzoek van de GI te mogen verschonen. Zij heeft daartoe aangevoerd: de rechter heeft reeds op 7 juli 2021 een beslissing gegeven op een verzoek van de GI tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing, inhoudende: “U geeft toestemming voor en werkt mee aan een onderzoek van Diagnostiek+, zowel aan het deel van het onderzoek gericht op de ontwikkeling van [naam kind] als het systeemonderzoek gericht op u en uw opvoedsituatie”. In deze beslissing heeft de rechter zich duidelijk uitgesproken over de noodzaak van een diagnostisch onderzoek omdat het niet goed gaat met [naam kind] en dat verwacht wordt dat de vader meewerkt aan het onderzoek door Diagnostiek+ en hiervoor zijn toestemming zal geven. Het verzoek van de GI in de hoofdzaak betreft een verzoek van de GI tot vervangende toestemming voor het onderzoek van Diagnostiek+ van [naam kind]. Dit betreft hetzelfde onderzoek. Verzoekster vindt het daarom niet juist dat zij deze zaak zal behandelen.

3.Het wettelijk kader

3.1.
Op grond van artikel 40, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.De beoordeling

4.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. De inhoudelijke toets van een verschoningsverzoek vindt plaats aan de hand van twee criteria: het subjectieve aspect (de persoonlijke instelling van de rechter) en het objectieve aspect (feiten en omstandigheden die de objectieve gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van een rechter kunnen wekken).
4.2
Uit het verzoek van de rechter blijkt geen aanwijzing voor het oordeel dat sprake zou zijn van het subjectieve aspect waardoor de rechter niet onpartijdig zou zijn.
4.3
Vervolgens dient te worden onderzocht of er sprake is van omstandigheden die de objectieve gerechtvaardigde vrees kunnen wekken voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De verschoningskamer is van oordeel dat hier geen sprake van is. Vooropgesteld dient te worden dat een rechter iedere individuele zaak onbevangen en zonder vooringenomenheid dient te behandelen en beoordelen. Deze professionaliteit wordt bij de rechter verondersteld, ook in het geval de rechter reeds eerder heeft beslist over een geschil tussen partijen waarbij eenzelfde onderwerp centraal stond. Het enkele feit dat de rechter in een eerdere procedure reeds een oordeel heeft gegeven over de noodzaak van het onderzoek van Diagnostiek+, doet daarom niet af aan het uitgangspunt dat de rechter uit hoofde van haar professionaliteit het nu voorliggende verzoek van de GI tot het verstrekken van vervangende toestemming voor dat onderzoek onpartijdig en zonder vooringenomenheid zal beoordelen. De verschoningskamer komt daarom tot de conclusie dat geen sprake is van omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor vooringenomenheid van de rechter, dan wel voor de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Om deze reden zal het verzoek van de rechter worden afgewezen.

5.De beslissing

De verschoningskamer:
5.1.
wijst het verzoek tot verschoning af;
5.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend;
5.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
* de rechter;
* de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is;
* alle in de aanhef van deze uitspraak genoemde betrokken partijen.
Deze beslissing is gewezen op 29 oktober 2021 door mr. E.K. van der Lende -Mulder Smit, voorzitter, mr. B.J. Duinhof en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. K.M.P. van Ginneke.
(KG)
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen