ECLI:NL:RBZWB:2021:5436
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018. De belanghebbende, die in het buitenland woont en stelt geen inkomen te hebben, heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslagen, maar de inspecteur heeft deze bezwaren behandeld als verzoeken om herziening. De rechtbank oordeelt dat de bezwaarschriften niet-ontvankelijk zijn, omdat de herzieningen geen afwijzingen van de verzoeken inhouden, waardoor er geen mogelijkheid is om hiertegen in bezwaar en beroep te komen.
Daarnaast is het beroepschrift van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de definitieve aanslag over 2018 ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. De rechtbank wijst erop dat er geen uitspraak op bezwaar is gedaan voor de definitieve aanslag 2017, waardoor ook hier geen beroep mogelijk is. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende in beide jaren geen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen verschuldigd is en dat er geen recht op teruggaaf bestaat. De rechtbank betreurt de verwarring die is ontstaan door de communicatie van de inspecteur, maar benadrukt dat de belanghebbende geen betere positie kan verkrijgen door een beroepsprocedure, gezien de nihilaanslagen voor beide jaren.