ECLI:NL:RBZWB:2021:5393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8222
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres beroep heeft ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiseres, die als cateringbeheerster werkte, was sinds februari 2017 arbeidsongeschikt door gezondheidsklachten en had in 2018 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had deze aanvraag in 2019 afgewezen, wat leidde tot een bezwaarprocedure. Na een herbeoordeling in 2019 en een telefonische hoorzitting in 2020, bleef het UWV bij de beslissing om de WIA-uitkering te weigeren, met als argument dat de eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was volgens de geldende criteria.

Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 was de eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door P.M.W. van der Helm. De rechtbank heeft de medische rapportages van de betrokken artsen en verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet kon aantonen dat zij volledig arbeidsongeschikt was, en dat de door het UWV geselecteerde functies passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het UWV terecht was.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in arbeidsongeschiktheidszaken en bevestigt dat subjectieve klachten niet altijd leiden tot een recht op uitkering. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8222 WIA

uitspraak van 28 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 augustus 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 oktober 2021. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door P.M.W. van der Helm.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als cateringbeheerster voor 20 uur per week. Voor dat werk is zij op 20 februari 2017 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
Eiseres heeft op 29 november 2018 bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd per einde wachttijd. Bij besluit van 8 februari 2019 heeft het UWV geweigerd per 18 februari 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 28 augustus 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 8 februari 2019 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 4 september 2019 bij het UWV een herbeoordeling aangevraagd vanwege toegenomen klachten per 20 augustus 2019.
Bij besluit van 23 oktober 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 20 augustus 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 29 juli 2020 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 20 augustus 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van arts [naam arts] , getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , en verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts B&B] van het UWV.
4.1
Arts [naam arts] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 30 september 2019, waarbij psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De arts rapporteert op 30 september 2019 het volgende. Eiseres is uitgevallen met een post-laminectomiesyndroom in voornamelijk het linkerbeen. Eiseres ervaart zeer forse pijnklachten, waarvoor behandelingen lopen bij de pijnpoli. Ook heeft zij diabetes mellitus, die momenteel weer ontregeld is. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiseres niet aan de criteria voldoet. Bij psychisch onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor psychische problematiek. Eiseres wordt wel aangewezen geacht op passende arbeid per datum melding toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eiseres is ten opzichte van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 januari 2019 aanvullend beperkt op beroepsmatig chauffeuren (met name vanwege medicijngebruik, onder andere tramadol en amitriptyline), geknield werken (vanwege belasting voor de rug) en werken op dinsdag- en donderdagochtend. Daarnaast wordt toegevoegd dat lopen en staan niet cumulatief mogen voorkomen. Er is nu een indicatie tot het aannemen van een urenbeperking, omdat eiseres op dinsdag- en donderdagochtend beschikbaar moet zijn voor behandeling. Hiermee is de beschikbaarheid per week maximaal 32 uur. De functionele mogelijkheden kunnen naar verwachting op lange termijn verbeteren door behandeling. De beperkingen van eiseres zijn toegenomen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na eerdere schatting. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 30 september 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting van 29 juli 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op
1 augustus 2020 het volgende. Er is sprake van een zorgvuldig opgebouwd dossier. Eiseres werd immers rond de datum in geding zowel door de verzekeringsarts b&b als de primaire arts op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts b&b heeft toen ook rug onderzoek gedaan. Op grond van de medische situatie kan niet worden gesteld dat eiseres op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is. Dat eiseres pijnklachten ervaart, wordt niet betwijfeld en past ook bij het feit dat zij nog steeds pijnbehandeling heeft. In algemene zin zijn pijnklachten een subjectieve beleving en daarmee moeilijk in maat en getal uit te drukken. De beperkingen, zoals verwoord in de FML van 30 september 2019, zijn daarbij passend te achten. Er zijn geen verzekeringsgeneeskundige argumenten om af te wijken van het primaire oordeel.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, omdat zij door psychische en fysieke klachten niet tot enige arbeid in staat is en geen redelijke kansen heeft op de arbeidsmarkt. Nu is bij haar met name sprake van een toename in psychische klachten. Eiseres kan, ondanks pijnstillers en behandelingen, nauwelijks ADL-taken uitvoeren en zij krijgt via de WMO thuishulp. Het
re-integratietraject is stilgelegd, omdat eiseres te veel pijn heeft om te werken.
4.3
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de arts en verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, in het bijzonder haar psychische klachten. De arts heeft naar aanleiding hiervan in de FML van 30 september 2019 beperkingen opgenomen. De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen die zijn opgenomen in deze FML passend geacht.
Wat eiseres in beroep in het kader van de medische beoordeling naar voren heeft gebracht, is grotendeels een herhaling van wat zij in de bezwaarfase al heeft aangevoerd. De rechtbank overweegt dat deze informatie al in de bezwaarprocedure bij het UWV bekend was en door de verzekeringsarts b&b in diens conclusies is betrokken. De rapportages van de verzekeringsartsen zijn deugdelijk gemotiveerd. De objectiveerbaarheid van de klachten van eiseres die tot aanvullende beperkingen zouden moeten leiden ontbreekt. Bijvoorbeeld op welke medische gronden de WMO thuishulp is geïndiceerd voor eiseres Het is begrijpelijk dat eiseres uitgaat van de wijze waarop zij haar klachten beleeft. De pijnklachten van eiseres zijn invoelbaar. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarbij niet beslissend. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Tevens overweegt de rechtbank dat het UWV in beroep, in navolging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491), met de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 27 augustus 2021 alsnog heeft onderbouwd waarom spreekuurcontact in dit geval niet nodig was.
Niet gebleken is dat in de FML van 30 september 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten)
(Sbc-code 111180), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 9 oktober 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 20 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 28 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.