ECLI:NL:RBZWB:2021:5339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_28
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en onbevoegdheid rechtbank voor ambtshalve beslissing

Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had op 16 december 2020 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer], die op 21 september 2020 was uitgereikt. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn en besloot de naheffingsaanslag niet ambtshalve te verminderen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de wettelijke termijn van zes weken op 2 november 2020 eindigde en het bezwaarschrift pas op 16 december 2020 was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, waardoor de niet-ontvankelijkverklaring terecht was.

Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep was gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar, aangezien deze beslissing niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze beslissing. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/28
uitspraak van 22 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[naam belanghebbende], wonende te [plaatsnaam] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland,
de heffingsambtenaar.

1.Motivering

1.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 16 december 2020 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .
1.2.
De heffingsambtenaar heeft in zijn brief van 21 december 2020 twee beslissingen genomen. Ten eerste is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de heffingsambtenaar besloten om de naheffingsaanslag niet ambtshalve te verminderen.
1.3.
Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld. De rechtbank gaat op beide beslissingen in.
Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar
1.4.
De naheffingsaanslag heeft als dagtekening 21 september 2020 en is op dezelfde dag uitgereikt. Er zijn geen aanwijzingen om daaraan te twijfelen.
1.5.
De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op maandag 2 november 2020. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.6.
Het bezwaarschrift is op 16 december 2020 bij de heffingsambtenaar ontvangen. Het bezwaarschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
1.7.
De bezwaartermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
1.8.
Belanghebbende heeft geen redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
1.9.
Het bezwaar is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is kennelijk ongegrond.
Ambtshalve beslissing
1.10.
Voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verbinding met artikel 231 van de Gemeentewet. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
1.11.
Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank dan ook niet toe.
1.12.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.