Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende belastingaanslagen en beschikkingen, maar de inspecteur verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De belanghebbende stelde dat hij erop vertrouwde dat zijn belastingadviseur de bezwaarschriften tijdig zou indienen, maar de rechtbank oordeelde dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft het beroep in de zaken met de nummers BRE 20/5495 tot en met 20/5498 ongegrond verklaard, terwijl het beroep in de zaken met de nummers BRE 20/10421 tot en met 20/10424 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet tijdig had gereageerd op de uitnodiging om een geldige volmacht over te leggen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of teruggave van het griffierecht.