ECLI:NL:RBZWB:2021:5283

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. K. Verschueren MSc.
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over geslotenverklaring van wegen en de status van belanghebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam. De eiseres, die in de nabijheid van de afgesloten wegen woont, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college om een geslotenverklaring voor motorvoertuigen in te stellen op verschillende wegen. Dit besluit was genomen in het kader van het creëren van een fietsverbinding en ter bevordering van de verkeersveiligheid en ecologische doeleinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat haar belang niet voldoende objectief en persoonlijk is om haar te onderscheiden van andere weggebruikers. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat zij niet voldoende onderscheidend is ten opzichte van andere weggebruikers die ook hinder ondervinden van de geslotenverklaring. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9132 WET

uitspraak van 18 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder besloten tot het instellen van een geslotenverklaring in het kader van het creëren van de [naam fietsverbinding] voor alle motorvoertuigen op de [straatnaam 1] , [straatnaam 2] , [straatnaam 3] , [straatnaam 4] , [straatnaam 5] en [straatnaam 6] door het bord C12 “gesloten voor alle motorvoertuigen” (hierna: de geslotenverklaring) te plaatsen.
Bij besluit van 10 september 2020 (bestreden besluit 1) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 november 2020 (bestreden besluit 2) heeft verweerder de bezwaren van eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit 2 gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mede in de beoordeling betrekken.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 september 2021. Eiseres is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger college 1] en [naam vertegenwoordiger college 2] .

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 28 november 2019 heeft Staatsbosbeheer een verzoek ingediend tot het afsluiten voor gemotoriseerd verkeer van de eerder genoemde wegen. Zij heeft aangegeven geen gemotoriseerd verkeer meer te willen over de paden, waarvan een groot gedeelte in eigendom is van Staatsbosbeheer, in verband met de verkeersveiligheid en om te voldoen aan de ecologische doeleinden.
Besluitvorming
2. Op 27 maart 2020 heeft verweerder besloten tot een geslotenverklaring van de genoemde wegen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verweerder stelt dat eiseres geen belanghebbende is bij het primaire besluit en heeft haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In geschil is of eiseres terecht niet als belanghebbende is aangemerkt.
Beoordeling
3.1
Eiseres stelt dat zij belanghebbende is bij het primaire besluit. Eiseres woont nabij de afgesloten wegen en gebruikte deze eerder om naar het centrum van [plaatsnaam 2] , [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 4] te rijden. Eiseres ondervindt hinder van de geslotenverklaring nu zij 6 kilometer moet omreizen voor het bereiken van de genoemde plaatsen. Daarnaast voert zij aan zicht te hebben op de afgesloten wegen. Tot slot stelt zij dat de waarde van haar woning zal dalen.
3.2
De rechtbank stelt vast dat een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb volgens vaste jurisprudentie is te omschrijven als degene met een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. [1] Tevens is volgens vaste rechtspraak [2] met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor een ieder. Bij verkeersbesluiten dient dan ook van geval tot geval te worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Verder is eerder overwogen [3] dat een persoon slechts als belanghebbende bij een verkeersbesluit wordt aangemerkt, indien hij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van de andere weggebruikers.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet als belanghebbende bij het verkeersbesluit kan worden aangemerkt. Zij onderscheidt zich onvoldoende van andere weggebruikers. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Het feit dat eiseres jarenlang van de afgesloten wegen gebruik heeft gemaakt en nu moet omreizen via andere wegen om in [plaatsnaam 2] , [plaatsnaam 4] en [plaatsnaam 3] te komen is onvoldoende om zich te onderscheiden van andere weggebruikers voor wie dit ook geldt. De rechtbank merkt hierbij op dat er voor eiseres verschillende alternatieve routes beschikbaar zijn om naar de genoemde plaatsen te komen. De route die voorheen werd gereden bedroeg 5,6 kilometer. Uit de stukken van verweerder blijkt dat de alternatieve routes circa 7 tot 11,3 kilometer bedragen. De reistijd neemt slechts met drie tot vier minuten toe. Bij gebruikmaking van de nieuwe routes is dan ook geen sprake van een significante toename van de reistijd.
Evenmin ziet de rechtbank in het feit dat de woning van eiseres mogelijk in waarde zal verminderen een persoonlijk en individueel belang waarmee zij zich voldoende van andere bewoners onderscheidt. Overigens heeft eiseres hiertoe geen financiële gegevens overgelegd, waarmee de gestelde financiële schade aannemelijk wordt gemaakt.
Tot slot neemt de rechtbank in overweging dat eiseres weliswaar dicht bij de afgesloten wegen woont, maar dat de verkeerssituatie in haar straat niet verandert, omdat in haar straat geen toename van verkeer wordt verwacht. Het verkeersbesluit is dus niet van invloed op de directe woonomgeving van eiseres. Ook hiermee onderscheidt zij zich niet van andere weggebruikers.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres geen belanghebbende is bij de geslotenverklaring. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet ontvankelijk heeft verklaard. Om deze reden komt de rechtbank niet toe aan toetsing van de inhoudelijke beroepsgronden.
Conclusie
4. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. K. Verschueren MSc., rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 18 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
mr. drs. K. Verschueren MSc., rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie onder andere: ECLI:NL:RVS:2009:BI0442 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2009:BI0442)