In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2021 uitspraak gedaan in twee zaken betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige, die onder toezicht was gesteld, woonde bij zijn ouders, maar er waren ernstige zorgen over zijn veiligheid in de thuissituatie. De kinderrechter had eerder op 16 september 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, die gold tot 30 september 2021. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om een verlenging van deze machtiging, omdat er herhaaldelijk meldingen waren gedaan van huiselijk geweld en de minderjarige zich onveilig voelde thuis. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat, en de minderjarige zelf gehoord. De ouders waren het niet eens met de uithuisplaatsing en gaven aan dat de problemen deels te wijten waren aan het gebrek aan juiste hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten waren die aanleiding gaven tot een ander oordeel en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot de datum van meerderjarigheid van de minderjarige, met de nadruk op het belang van stabiliteit en veiligheid voor de ontwikkeling van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de uithuisplaatsing onmiddellijk kon ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.