ECLI:NL:RBZWB:2021:5257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/02/389838/JE RK 21-1955 en C/02/390018/JE RK 21-1991
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2021 uitspraak gedaan in twee zaken betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige, die onder toezicht was gesteld, woonde bij zijn ouders, maar er waren ernstige zorgen over zijn veiligheid in de thuissituatie. De kinderrechter had eerder op 16 september 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, die gold tot 30 september 2021. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om een verlenging van deze machtiging, omdat er herhaaldelijk meldingen waren gedaan van huiselijk geweld en de minderjarige zich onveilig voelde thuis. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat, en de minderjarige zelf gehoord. De ouders waren het niet eens met de uithuisplaatsing en gaven aan dat de problemen deels te wijten waren aan het gebrek aan juiste hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten waren die aanleiding gaven tot een ander oordeel en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot de datum van meerderjarigheid van de minderjarige, met de nadruk op het belang van stabiliteit en veiligheid voor de ontwikkeling van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de uithuisplaatsing onmiddellijk kon ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/389838 / JE RK 21-1955
(spoedmachtiging uithuisplaatsing)
C/02/390018 / JE RK 21-1991
(machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 29 september 2021

(nadere) beschikking (spoed)machtiging uithuisplaatsing

in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam.
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
De ouders worden bijgestaan door advocaat mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

Het (nadere) procesverloop

Het nadere verloop van de procedure met rekestnummer JE RK 21-1955 blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 16 september 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- de e-mail van mr. Kouijzer van 22 september 2021.
Het verloop van de procedure met rekestnummer JE RK 21-1991 blijkt uit:
- het verzoek van de GI van 21 september 2021, ingekomen bij de griffie op 23 september 2021;
- de e-mail van mr. Kouijzer van 23 september 2021;
- de e-mail van de GI van 24 september 2021.
Op 29 september 2021 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij zijn ouders.
Bij beschikking van 18 augustus 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot de datum van zijn meerderjarigheid, te weten met ingang van 18 augustus 2021 en tot 19 januari 2022.
Bij beschikking van 16 september 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 16 september 2021 en tot 30 september 2021 betreffende de minderjarige [minderjarige] . Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 29 september 2021.
Op basis van voornoemde machtiging verblijft [minderjarige] bij [verblijfplaats] te Vlissingen.

De verzoeken

JE RK 21-1955
Thans ligt nog ter beoordeling voor het resterende deel van het (spoed)verzoek om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
JE RK 21-1991
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij zich ernstig zorgen maken over de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie. Het afgelopen jaar zijn er zes Veilig Thuis meldingen gedaan door herhalend huiselijk geweld richting [minderjarige] . [minderjarige] heeft zelf ook aangegeven zich niet fijn en onveilig te voelen in de thuissituatie, maar de GI ziet ook dat [minderjarige] hierin van mening is veranderd. De GI heeft met veel hulpverleners gesproken die al langer betrokken zijn bij [minderjarige] en het gezin en ook daaruit komt naar voren dat het voor [minderjarige] niet haalbaar is om in de thuissituatie te blijven. De reden die dan vaak wordt genoemd zijn het huiselijk geweld en de zorgen die er zijn omtrent het alcoholgebruik van de moeder. [minderjarige] stagneert in zijn ontwikkeling wanneer hij thuis blijft en de GI gunt het hem om zich verder te ontwikkelen. Dit kan alleen wanneer hij zich in een stabiele, rustige en veilige omgeving bevindt waar hij de behandeling kan ontvangen die hij nodig heeft. Dit biedt ook ouders de gelegenheid om op adem te komen en te onderzoeken welke andere hulpverlening eventueel ingezet kan worden. Zolang [minderjarige] thuis blijft wonen ziet de GI geen mogelijkheid om de vicieuze cirkel te doorbreken waar het gezin het afgelopen jaar in heeft geleefd.
De GI wil dat [minderjarige] op een plek komt te wonen waar hij continue gezien wordt en niet alleen wanneer de situatie escaleert. Met [minderjarige] is ook gesproken over de mogelijkheid een traject in te gaan tot zelfstandig wonen, maar hierin is hij wisselend. De GI denkt dan ook dat dit voor nu te veel is gevraagd. Het is belangrijk dat [minderjarige] nu stabiliteit en veiligheid gaat ervaren en vanuit daar de juiste hulpverlening krijgt. Er is niet gesproken over PMT, maar de GI ziet wel in dat deze vorm van hulpverlening bij [minderjarige] kan aansluiten. Daarnaast denkt de GI dat het nodig is om hulpverlening in te zetten in de thuissituatie. In het verleden is ook veel hulpverlening ingezet, maar dit liep telkens toch weer stuk. Dan was het niet meer mogelijk om met ouders contact te krijgen. De GI is bang dat zich dit weer zal herhalen, waardoor er geen zicht meer op [minderjarige] is wanneer hij daar nog zou wonen. De GI ziet dat de vader in het verleden veelal de stabiele factor is geweest. Toch maakt de GI zich daar zorgen over nu uit de meest recente VeiligThuis melding blijkt dat de vader onder invloed was van alcohol. Er zijn volgens de GI teveel signalen om [minderjarige] weer thuis te kunnen plaatsen.
Door en namens de ouders is naar voren gebracht dat zij het oneens zijn met het verzoek. De opgelopen escalaties zijn deels te wijten aan het niet krijgen van de juiste hulpverlening. In combinatie met de hiervoor beschreven problematiek, zorgt dit ervoor dat het telkens escaleert in de thuissituatie. Het is daarom van belang dat de juiste hulpverlening ingezet wordt waarbij duidelijk wordt aangegeven wat de consequenties zijn wanneer hieraan niet wordt meegewerkt. De advocaat verwijst in dit kader ook naar de beschikking van 18 augustus 2021 waarin door [minderjarige] zelf ook is genoemd dat hij graag wil worden aangemeld voor PMT. Dit is nu nog steeds niet gedaan. De moeder is ook bereid om te starten met Antabus tegen haar alcoholproblematiek. De moeder verklaart hiertoe dat het al een stuk beter met haar gaat en dat zij niet meer dagelijks drinkt. Sta op Zorg is hierin een belangrijke factor voor haar. Volgens de advocaat is de vader nog steeds de stabiele factor in het gezin en dit is ook zichtbaar in zijn communicatie. De advocaat stelt dat ouders beiden zeer gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan met de hulpverlening. Zij hopen dat het inzetten van de juiste hulpverlening het verschil gaat maken waardoor het verleden niet herhaald wordt en de vicieuze cirkel doorbroken wordt. Wanneer het verzoek wel wordt toegewezen verzoekt de advocaat de machtiging voor een kortere duur te verlengen. Vier maanden vinden de ouders te lang en zo kan tussentijds worden gekeken naar de stappen die zijn gezet en of iedereen zich aan de gemaakte afspraken heeft gehouden.
[minderjarige] heeft tijdens een afzonderlijk gesprek met de kinderrechter aangegeven graag terug naar huis te willen gaan. Hij ziet nog mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen binnen de thuissituatie. Wat er gebeurt is waardoor hij niet meer thuis wilde wonen komt mede door het niet inzetten van juiste hulpverlening. [minderjarige] wil graag aan de slag bij DuveFit waar ze (jeugd)hulpverlening bieden door middel van sport en spel. In het verleden heeft [minderjarige] veel gehad aan psychomotorische therapie (PMT) en denkt daarom dat DuveFit meer bij zijn behoeftes aansluit dan het voeren van één op één gesprekken. Daarnaast ziet hij het nog niet zitten om zelfstandig te gaan wonen en wil daarom dat er eerst meer ingezet gaat worden op juiste hulpverlening binnen de thuissituatie. Ook is hij bang alles te verliezen wanneer hij niet meer thuis woont. Dan raakt hij zijn stageplek en zijn werk kwijt. [minderjarige] vertelt dat er naast discussies tussen [minderjarige] en zijn ouders, waarbij hij af en toe een tik op zijn billen krijgt, hij ook warmte en liefde van hen krijgt. Tot slot merkt [minderjarige] op dat hij niet open staat om op een andere plek te wonen dan thuis bij zijn ouders.

De beoordeling

In overleg met partijen en [minderjarige] heeft de kinderrechter zijn oordeel in aanwezigheid van [minderjarige] mondeling uitgesproken en uitgelegd.
Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing (C/02/389838 / JE RK 21-1955)
Bij beschikking van 16 september 2021, op schrift gesteld op 17 september 2021, heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken en iedere verdere beslissing aangehouden, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De GI en de belanghebbenden zijn nu door de kinderrechter gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel.
Nu de kinderrechter zal beslissen op het reguliere verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp, zal hij het resterende deel verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afwijzen.
Machtiging tot uithuisplaatsing (C/02/390018 / JE RK 21-1991)
De kinderrechter verleent de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van 30 september 2021 en tot 19 januari 2022. Hij doet dat om de volgende redenen.
Ondanks jarenlange inzet van hulpverlening in de thuissituatie blijkt dat de spanningen in de thuissituatie met regelmaat nog erg hoog oplopen. De ingezette hulpverlening heeft niet altijd aangesloten bij de behoefte die er vanuit de ouders was. Daarnaast speelt bij [minderjarige] kind-eigenproblematiek en is er ook bij de ouders sprake van problematiek waar aandacht voor nodig is. De kinderrechter heeft er nog geen vertrouwen in dat het gezin nu binnen korte tijd wel zonder problemen met elkaar zal kunnen omgaan. Ook is het de vraag of de hulpverlening in de thuissituatie snel en goed gaat lopen. Er moet rust komen in de thuissituatie en daarvoor is het nodig dat [minderjarige] ergens anders slaapt dan thuis; op een plek waar duidelijke regels gelden en het contact met ouders behouden kan worden. [minderjarige] heeft zelf aangegeven dat het belangrijk voor hem is in de regio Goes te wonen zodat hij zelfstandig naar zijn ouders en werk kan gaan. Daarnaast wil hij graag aan de slag bij DuveFit. De kinderrechter verwacht dan ook van de GI dat zij zich hiervoor inspant en zo snel mogelijk hem aanmeldt bij DuveFit. Daarnaast geeft hij de opdracht aan de GI mee toe te zien op het gebruik van Antabus door de moeder nu zij heeft verklaard hiermee te willen starten. Ook ziet de kinderrechter noodzaak in het betrokken blijven van Incluzo om middels IPT hulp te verlenen en toezicht te houden in de thuissituatie.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om de verzochte machtiging in duur te bekorten, maar benadrukt wel dat de uithuisplaatsing niet langer hoeft te duren dan nodig is om de situatie te stabiliseren. Van belang hiervoor is dat de Antabus bij de moeder is aangeslagen en dat [minderjarige] is gestart bij DuveFit. Beiden zullen dit ook moeten volhouden om tot blijvend resultaat te kunnen komen. De kinderrechter geeft de GI de opdracht om toe te zien op de ontwikkelingen en op grond hiervan te besluiten of [minderjarige] weer thuis bij zijn ouders kan wonen.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
C/02/389838 / JE RK 21-1955
wijst het resterende deel van het verzoek af.
C/02/390018 / JE RK 21-1991
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot de datum van zijn meerderjarigheid, te weten met ingang van 30 september 2021 en tot 19 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.C. Cornelisse als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 oktober 2021.
(EC)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.