4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
In de nacht van 19 op 20 maart 2017 heeft in de woning aan [Straatnaam] een ernstig geweldsincident plaatsgevonden. De hennepkwekerij die zich in deze woning bevond is hierbij geript. In de woning werd het levenloze lichaam van de bewoner, [Naam 2] , gevonden. In het onderzoek genaamd Pamplona zijn door de rechtbank vier verdachten, waaronder [Naam 3] , veroordeeld tot forse celstraffen voor het medeplegen van gekwalificeerde doodslag. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is wat de rol van verdachte met betrekking tot de hennepkwekerij was en of verdachte ook op enige wijze betrokken is geweest bij de diefstal met geweld waarbij [Naam 2] om het leven is gekomen.
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij van [Naam 2] . Verdachte ontkent dit ook niet. Deze betrokkenheid bestond uit het geven van advies omtrent de potgrond en het vervangen van het schakelbord. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen een bijdrage hebben geleverd aan de hennepteelt. Deze bijdrage was echter niet van een dusdanig groot intellectueel en/of materieel gewicht dat hierdoor sprake is van medeplegen. Hierbij overweegt de rechtbank dat de hennepkwekerij al geruime tijd actief was en verdachte pas is ingevlogen toen bleek dat een eerdere oogst tegenviel. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank is wel van oordeel dat de handelingen die door verdachte zijn gepleegd kunnen worden gekwalificeerd als medeplichtigheidshandelingen. Hij heeft inlichtingen en middelen verschaft die hebben bijgedragen aan de hennepteelt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
Wetenschap kwekerij
De rechtbank heeft onder feit 1 vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij en zelfs betrokken is geweest bij de teelt. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij de werkzaamheden heeft verricht toen de hennepkwekerij zich nog in de beginfase van de kweekcyclus bevond en de plantjes dus nog klein waren. Naar eigen zeggen had verdachte ervaring met hennepkwekerijen. Op basis van de verklaring van verdachte gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte op de hoogte was van de kweekcyclus en dat hij wist wanneer de hennep oogstrijp was.
Reisbewegingen
Op basis van de verklaringen van verdachte en [Naam 3] , camerabeelden, historische verkeersgegevens en zendmastgegevens van de plaats delict tussen 18 maart 2017 om 18.30 uur en 20 maart 2017 om 02:00 uur, kunnen de reisbewegingen en contacten van verdachte voorafgaand aan de diefstal met geweld in kaart worden gebracht.
Van België naar Nederland
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met zijn vriendin [Medeverdachte] en [Naam 3] , een van de veroordeelden in onderzoek Pamplona, vanuit België naar Nederland is gereden. Ook [Naam 3] heeft bij de politie verklaard dat zij door verdachte en [Medeverdachte] in België is opgehaald en naar Nederland is gereden. Deze verklaringen komen overeen met het beeld dat de historische verkeersgegevens van [Medeverdachte] schetsen. Uit deze gegevens volgt dat zij in de avond van 18 maart 2017 vanuit Brussel naar Bergen op Zoom is gegaan, de woonplaats van verdachte. De rechtbank gaat er op grond van vorengaande dan ook vanuit dat verdachte op deze avond van 18 maart 2017, samen met medeverdachte [Medeverdachte] en [Naam 3] , vanuit België naar Nederland is gereden.
Aanwezigheid bij de plaats delict
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij op verschillende momenten op 18 maart 2017 en in de nacht van 18 maart op 19 maart 2017 in Rilland is geweest en heeft verklaard dat hij die hele nacht thuis lag te slapen. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen namelijk worden vastgesteld dat verdachte op 18 maart 2017 rond middernacht in zijn Peugeot door [Straatnaam] is gereden. Dit volgt onder meer uit de verklaring van [Naam 3] . Zij heeft verklaard dat zij met verdachte langs de woning van [Naam 2] is gereden. Deze verklaring wordt ondersteund door de camerabeelden in de buurt van de plaats delict. Uit de camerabeelden blijkt dat op 18 maart 2017 rond middernacht een Peugeot 206 met een kapot rechter remlicht langzaam door [Straatnaam] rijdt. Op de beelden van [naam 5] van 19 maart 2017 is te zien dat het rechter remlicht van de Peugeot 206 van [Verdachte] kapot is. Voorts blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de telefoon van [Naam 3] op 18 maart 2017 om 23:57 uur en 19 maart om 00:07 uur een zendmast in Rilland aanstraalt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte op dat moment samen met [Naam 3] in Rilland was. De raadsman heeft ter zitting betoogd dat de uitdraaien van de camerabeelden onduidelijk zijn. Voor zover de raadsman hiermee heeft bedoeld dat het proces-verbaal omtrent deze camerabeelden van het bewijs moet worden uitgesloten, verwerpt de rechtbank dit verweer. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de verbalisanten, die de camerabeelden hebben gezien en beschreven, een onjuist proces-verbaal hebben opgesteld.
Voorts blijkt uit historische verkeersgegevens dat het telefoonnummer van verdachte in de nacht nadat hij met [Naam 3] en [Medeverdachte] naar Nederland is gereden, op 19 maart 2017 om 04:03 uur, een zendmast in Rilland aanstraalt. Opvallend is dat de telefoon van [Naam 3] een minuut eerder dezelfde mast aanstraalt. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden dat verdachte in die nacht weer in de straat waar [Naam 2] woonde is geweest. Op de camerabeelden van 19 maart 2017 om 04:06:59 uur is te zien dat er een Peugeot 206, met een defect rechter remlicht, uit de richting van de Valckenisseweg door [Straatnaam] rijdt. Dit was slechts een kleine vier minuten nadat de telefoon van verdachte de zendmast in Rilland aanstraalde. Zoals hiervoor door de rechtbank opgemerkt is op de beelden van [naam 5] van 19 maart 2017 te zien dat het rechter remlicht van de Peugeot 206 van verdachte kapot is. Daarbij komt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat alleen hijzelf van zijn telefoon gebruik maakte.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en [Naam 3] zowel op 18 maart 2017 rond middernacht als in de nacht van 18 op 19 maart 2017 tegelijk in Rilland zijn geweest en zij samen door de straat waarin [Naam 2] woonde zijn gereden. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte op dit punt terzijde.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 19 maart 2017 overdag in Rilland is geweest.
Deze verklaring wordt ondersteund door de camerabeelden, waarop zijn voertuig is waar te nemen. Verdachte wordt ook herkend als bestuurder van dit voertuig. Op de camerabeelden is te zien dat [Naam 3] en [Medeverdachte] op enig moment uit de auto van verdachte stappen en bij twee mannen in een Opel Vectra instappen. Verdachte blijft in zijn auto zitten terwijl de Opel wegrijdt. Enkele momenten later rijdt deze Opel Vectra meerdere keren door [Straatnaam] en weer enige tijd later wordt waargenomen dat verdachte zelf ook in de Opel Vectra stapt, waarna op de camerabeelden te zien is dat deze auto wederom [Straatnaam] inrijdt. Dit gebeurt allemaal op de avond van de dood van [Naam 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast komen te staan dat verdachte in de dagen voor de dood van [Naam 2] op meerdere momenten in de buurt van de plaats delict is geweest.
Tussenconclusie
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die [Naam 3] heeft verteld dat zich een oogstrijpe kwekerij in de woning bevond en haar de locatie van de hennepkwekerij heeft aangewezen. Verdachte wist van de aanwezigheid van de kwekerij en wanneer deze oogstrijp was.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat [Naam 3] haar wetenschap van iemand anders dan verdachte heeft gekregen. Verdachte was namelijk, van alle betrokkenen, de enige met wetenschap van de hennepkwekerij en hij was degene die de dagen voor de rip, ook als enige van al deze betrokkenen, contact had met [Naam 3] . Uit het dossier volgt niet dat andere personen wetenschap hadden van de kwekerij en van het moment waarop deze oogstrijp was. Daar komt bij dat de rechtbank het onaannemelijk acht dat de informatie van een ander dan verdachte komt, omdat het vervolgens verdachte is die met [Naam 3] op verschillende momenten naar de woning van [Naam 2] rijdt. Het verweer van de raadsman dat [Naam 3] tijdens een gesprek tussen verdachte en een ander zou kunnen hebben opgevangen dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond, vindt geen steun in de bewijsmiddelen. De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank stelt ook vast dat het niet anders kan dan dat verdachte de locatie van de hennepkwekerij aan [Naam 3] heeft aangewezen. Verdachte heeft geen enkele aannemelijke verklaring afgelegd over waarom hij rondom de dag van de diefstal zo vaak in de buurt van de woning van [Naam 2] is geweest. Verdachte had geen enkele reden anders dan het aanwijzen van de kwekerij om in Rilland te zijn en de diefstal met geweld heeft vlak nadat verdachte meerdere keren met [Naam 3] in Rilland is geweest plaatsgevonden. Bovendien duidt het feit dat hij samen met [Naam 3] in het holst van de nacht naar de woning ging erop dat zij niet wilden worden opgemerkt. Dit is gedrag past bij het voornemen om een rip te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook geen toeval dat [Naam 3] de dag nadat zij met verdachte meerdere keren in de straat van [Naam 2] is geweest betrokken is geweest bij deze diefstal met geweld; er was sprake van verkenningstochten. Dat er sprake was van een of meerdere verkenningstochten wordt ondersteund door de verklaring van [Naam 3] . Zij heeft bij de politie verklaard dat zij tweemaal met verdachte langs de woning van [Naam 2] is gereden.
Vorenstaande levert naar het oordeel van de rechtbank niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewijs op voor de vaststelling dat verdachte samen met [Naam 3] en [Medeverdachte] van België naar Nederland is gereden, tegen [Naam 3] heeft gezegd dat zich in de woning van [Naam 2] een oogstrijpe hennepkwekerij bevond en dat hij haar de locatie van deze hennepkwekerij heeft aangewezen.
Uitlokking
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe de handelingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van uitlokking van het medeplegen van diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend. Op basis van de bewijsmiddelen is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte met zijn handelen een wilsbesluit bij een ander heeft opgewekt. De rechtbank komt mede tot dit oordeel, omdat niet vast is komen te staan wat er precies door verdachte tegen [Naam 3] is gezegd. Ook volgt uit de bewijsmiddelen niet of het plan om daadwerkelijk tot de diefstal over te gaan van verdachte komt of dat hij alleen heeft medegedeeld dat zich een oogstrijpe kweek in de hennepkwekerij in de woning bevond en de woning heeft aangewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte een geldbedrag in het vooruitzicht heeft gesteld, of haar werk heeft aangeboden. Dit blijkt enkel uit de verklaring van [Naam 3] en deze verklaring wordt op deze punten niet ondersteund door andere, objectieve bewijsmiddelen.
De rechtbank gaat ervan uit dat zowel verdachte als [Naam 3] het plan hebben opgevat om [Naam 2] te rippen. Uit het dossier volgt echter niet wie het initiële plan heeft gehad en op welke wijze en door wie dit plan verder vorm heeft gekregen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Medeplichtigheid
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend.
Door het vervoeren van [Naam 3] naar Nederland, het vertellen dat zich een oogstrijpe kwekerij in de woning van [Naam 2] bevond en het aanwijzen van de locatie van kwekerij heeft verdachte inlichtingen en gelegenheid verschaft. Hiermee is verdachte behulpzaam geweest aan het plegen van de diefstal met geweld en heeft het feit kunnen plaatsvinden. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er ook sprake is van dubbel opzet. De handelingen van verdachte zijn naar uiterlijke verschijningsvorm maar op een ding gericht; het willen rippen van de hennepkwekerij in de woning van [Naam 2] . Er was dan ook sprake van opzet op de diefstal.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook voorwaardelijk opzet gehad op het geweldscomponent. De diefstal is midden in de nacht gepleegd, in een woning. Je kunt verwachten dat de bewoner, in dit geval [Naam 2] , dan thuis is en er een confrontatie zou plaatsvinden. De kans dat er ten minste geweld zou worden gebruikt dat gericht zou zijn op het in bedwang houden van [Naam 2] is dan ook aanmerkelijk. Daarbij moet verdachte zich ook bewust zijn geweest van deze kans. Zelfs als de diefstal niet in de nacht wordt gepleegd mag je verwachten dat er bij een diefstal van hennep uit een woning, reeds gelet op de aard van het te stelen goed, sprake is van, al dan niet licht, geweld. Dit heeft verdachte echter niet belet de medeplichtigheidshandelingen te verrichten. Verdachte heeft deze kans gezien zijn handelingen bewust aanvaard en heeft hiermee voorwaardelijk opzet gehad op het gebruik van geweld.
De rechtbank kan niet vaststellen dat er een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden tussen verdachte en medeverdachte [Medeverdachte] . Van het medeplegen van medeplichtigheid is dan ook geen sprake. Wel is verdachte schuldig aan medeplichtigheid aan het medeplegen van de diefstal. De rechtbank heeft immers in onderzoek Pamplona vastgesteld dat er sprake is geweest van medeplegen van het feit.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van de diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend.