In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 september 2020, waarin hem een WGA-vervolguitkering werd toegekend. Eiser, die als internationaal vrachtwagenchauffeur heeft gewerkt, is sinds 2013 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten. Na een eerdere loongerelateerde WIA-uitkering, die in 2017 eindigde, ontving hij een loonaanvullingsuitkering. Eiser heeft zich in 2017 opnieuw arbeidsongeschikt gemeld, wat leidde tot een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV. In 2019 werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 58,87% en in 2020 werd hem een WGA-vervolguitkering toegekend, die hij betwistte.
De rechtbank heeft op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek van het UWV onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen onjuist waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling voldoende was onderbouwd. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de FML van 10 mei 2019 de beperkingen van eiser correct weergaf. Eiser had geen overtuigende medische informatie overgelegd die de conclusies van het UWV kon weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering en de WGA-vervolguitkering terecht was toegekend. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan eiser waren voorgelegd passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.