ECLI:NL:RBZWB:2021:5197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10179
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten

Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.H. Steenbergen, en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had op 15 december 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 11 december 2020, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk was verklaard. Dit eerdere besluit betrof de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten, die zij had ingediend naar aanleiding van een verhuizing die niet uitstelbaar was. Tijdens de zitting op 2 september 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat zij recht had op bijzondere bijstand omdat zij voldeed aan de voorwaarden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Werkplein erkende dat eiseres een aanvraag had ingediend, maar dat deze aanvraag niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank oordeelde dat eiseres recht had op beoordeling van haar aanvraag en dat het Werkplein haar niet in de gelegenheid had gesteld om de aanvraag aan te vullen. Hierdoor was de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar onterecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, wat betekende dat eiseres geen aanspraak kon maken op bijzondere bijstand.

De rechtbank heeft het Werkplein ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20 / 10179 PW

uitspraak van 18 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder (het Werkplein).

Procesverloop

Eiseres heeft op 15 december 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van
11 december 2020 (bestreden besluit) van het Werkplein over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen een besluit ontvangen omstreeks 24 november 2018 waarin besloten zou zijn dat eiseres geen aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuiskosten mocht doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 september 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Werkplein heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet.
Bij brief van 6 november 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen een besluit dat zij circa
24 november 2018 zou hebben ontvangen, waarin besloten zou zijn dat zij geen aanvraag mocht doen om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten.
Bij brief van 11 november 2020 heeft het Werkplein eiseres een hersteltermijn gegeven om haar bezwaarschrift compleet te maken, omdat geen besluit was bijgevoegd.
Bij brief van 14 november 2020 heeft eiseres hierop gereageerd en aangegeven dat het bezwaarschrift is gericht tegen een besluit van 17 oktober 2018 waarbij de aanvraag voor de bijzondere bijstand voor verhuiskosten is afgewezen. Eiseres geeft aan dat zij is verwezen naar de Kredietbank om een persoonlijke lening aan te vragen.
Bij brief van 1 december 2020 heeft het Werkplein eiseres nogmaals een hersteltermijn gegeven om haar bezwaarschrift compleet te maken, omdat wederom geen besluit was bijgevoegd.
Bij brief van 2 december 2020 heeft eiseres hierop gereageerd. In deze brief heeft eiseres haar problemen geschetst.
Bij de beoordeling van het bezwaarschrift is door het Werkplein gebleken dat eiseres inderdaad een aanvraag voor bijzondere bijstand heeft gedaan, maar dat de aanvraag niet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voldeed. Tevens is door het Werkplein gebleken dat zij eiseres niet heeft verzocht alsnog een aanvraagformulier in te dienen.
Op grond daarvan heeft het Werkplein bij de beoordeling van het bezwaarschrift alsnog bekeken of eiseres recht zou hebben gehad op bijzondere bijstand voor verhuiskosten indien er wel een aanvraag was behandeld. De conclusie van het Werkplein is dat geen bijzondere bijstand zou zijn verstrekt omdat eiseres een beroep kon doen op een voorliggende voorziening, namelijk een persoonlijke lening bij de Kredietbank.
Bij bestreden besluit van 11 december 2020 heeft het Werkplein het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Eiseres heeft in beroep (samengevat) aangevoerd dat naar haar mening het door haar beoogde doel wel kan worden bereikt. Uit de Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand bij de Beleidsregel bijzondere bijstand van de gemeente Roosendaal blijkt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor verhuiskosten voor een noodzakelijke verhuizing die niet uitstelbaar is. In het geval van eiseres was de verhuizing en inrichting niet uitstelbaar. Als zij aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet, wat volgens eiseres het geval is, kan zij daarvoor in aanmerking komen.
3.1
De vraag die bij de rechtbank voorligt is of het Werkplein terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3.2
Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het instellen van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
3.3
De rechtbank stelt vast dat het Werkplein heeft erkend dat eiseres een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuiskosten heeft ingediend, maar dat de aanvraag niet aan alle eisen voldeed. De rechtbank stelt verder vast dat het Werkplein heeft erkend dat zij eiseres in de gelegenheid had moeten stellen binnen een door het Werkplein te stellen termijn de aanvraag aan te vullen (op grond van artikel 4:5 Awb). Dit is niet gebeurd. De aanvraag is dan ook niet in behandeling genomen. Deze buiten behandeling stelling van de aanvraag wordt door de rechtbank aangemerkt als het primaire besluit.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres, nu zij recht heeft op beoordeling van de vraag of de door haar ingediende aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld, voldoende belang heeft bij de beoordeling van het door haar ingediende bezwaar. Het Werkplein heeft het bezwaar van eiseres dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Gelet hierop is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
3.4
Aangezien het Werkplein bij de behandeling van het bezwaarschrift de aanvraag van eiseres alsnog inhoudelijk heeft beoordeeld en eiseres daar op heeft kunnen reageren, ziet de rechtbank, los van de vraag van het formeel onjuiste dictum van het bestreden besluit, aanleiding om na te gaan of de (inhoudelijke) rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep kan kredietverlening door een kredietbank worden aangemerkt als een voorliggende voorziening. De rechtbank stelt vast dat eiseres inmiddels over de gevraagde middelen beschikt doordat aan eiseres door de Gemeentelijk Kredietbank een geldlening is verstrekt. Dat een geldlening voor eiseres mogelijk ongunstiger is doordat zij rente moet betalen, is in het kader van de toepasselijke wet- en regelgeving niet relevant en maakt niet dat geen sprake is van een toereikende en passende voorliggende voorziening (zie CRvB 28 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2567).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Werkplein dan ook terecht geconcludeerd dat sprake is van een voorliggende voorziening en dat de gevraagde bijzondere bijstand zou zijn/moeten worden geweigerd.
4. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Dit betekent dat er uiteindelijk voor eiseres niets verandert en dat eiseres geen aanspraak op bijzondere bijstand kan maken.
5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
6. De rechtbank zal het Werkplein veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
-draagt het Werkplein op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden.
-veroordeelt het Werkplein in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 18 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.