Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van uitlokking van diefstal met geweld, wat resulteerde in de dood van de bewoner van een hennepkwekerij. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 september 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar raadsman. De officier van justitie stelde dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van de diefstal, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de nacht van 19 op 20 maart 2017 een ernstig geweldsincident heeft plaatsgevonden in de woning van de overleden bewoner, waarbij de hennepkwekerij werd geript. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte aanwezig was bij de voorbereidingen, er onvoldoende bewijs was dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerij of dat zij handelingen had verricht die als uitlokking of medeplichtigheid konden worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij het feit had begaan en sprak haar vrij.
De beslissing van de rechtbank was dus een vrijspraak van het tenlastegelegde feit, waarbij de rechtbank benadrukte dat de enkele aanwezigheid van de verdachte bij de voorbereidingen niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.