ECLI:NL:RBZWB:2021:5151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10268
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in beroep tegen UWV-besluit inzake werkplan Werkloosheidswet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2021, werd het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV inzake een werkplan in het kader van de Werkloosheidswet (WW) behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het werkplan dat op 7 juli 2020 was opgesteld en had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 9 november 2020, waarin het UWV het bezwaar gegrond verklaarde en een nieuw werkplan vaststelde. Tijdens de zitting op 13 september 2021 werd de zaak besproken, waarbij eiser en zijn begeleidster aanwezig waren, evenals mr. J.W. van Schaik namens het UWV.

De rechtbank moest allereerst beoordelen of eiser voldoende procesbelang had bij de inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Eiser stelde dat het resultaat van de beroepsprocedure ook betekenis had voor zijn dochter, die eveneens een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) heeft. De rechtbank oordeelde echter dat het procesbelang van eiser niet voldoende was, omdat het geschil betrekking had op een al verstreken periode en de WW-uitkering van eiser op 1 september 2020 was geëindigd. De rechtbank concludeerde dat het werkplan in het kader van de WW niet meer relevant was, aangezien de WW-uitkering niet meer kon herleven.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat het resultaat van de procedure geen feitelijke betekenis voor eiser had. De rechtbank benadrukte dat een algemeen maatschappelijk belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. Eiser had niet concreet en controleerbaar onderbouwd dat hij schade had geleden door het handelen van het UWV, wat ook bijdroeg aan de conclusie dat er geen procesbelang was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10268 WW

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Op 7 juli 2020 heeft het UWV een werkplan in het kader van de Werkloosheidswet (WW) opgesteld.
In het besluit van 9 november 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het werkplan gegrond verklaard en een nieuw werkplan vastgesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft in een brief van 14 juli 2021 eiser gevraagd welk procesbelang hij heeft bij de beroepsprocedure.
Eiser heeft op 23 juli 2021 zijn reactie ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 13 september 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en zijn begeleidster [naam begeleider] , en mr. J.W. van Schaik namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Met een besluit van 2 juni 2020 heeft het UWV eiser over de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 augustus 2020 een WW-uitkering toegekend.
Op 7 juli 2020 heeft het UWV een werkplan opgesteld. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Eiser heeft zich per 20 juli 2020 ziek gemeld vanuit de WW. De WW-uitkering is de eerste tijd doorbetaald.
De WW-uitkering is per 1 september 2020 geëindigd, omdat de maximale duur ervan was verstreken.
Met een besluit van 2 september 2020 heeft het UWV, in aansluiting op de maximale duur van de WW-uitkering, eiser vanaf 1 september 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Met een brief van 10 september 2020 heeft het UWV aan eiser laten weten wat er wel en niet kan worden veranderd in het werkplan.
2.
Bestreden besluit
Het UWV heeft in het bestreden besluit eisers bezwaar gegrond verklaard en het werkplan aangepast overeenkomstig het voorstel dat het UWV op 10 september 2020 aan eiser gedaan heeft.
3.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of het beroep ontvankelijk is voordat ze kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
Om de ontvankelijkheid te beoordelen is van belang of eiser voldoende procesbelang heeft bij die inhoudelijke beoordeling.
3.2
Eiser heeft over zijn procesbelang aangevoerd dat het resultaat dat hij met deze beroepsprocedure wil bereiken betekenis kan hebben voor zijn dochter, die net als hij een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) heeft. Als er niets verandert bij het UWV, zal er ook voor haar geen op ASS aansluitende ondersteuning van het UWV zijn als zij later in de WW komt. Dus heeft het resultaat van het beroep ook voor eiser daadwerkelijk betekenis.
Eisers eigen toekomstige belang is, dat als hij in de toekomst weer in de WW komt, het UWV meer kennis heeft van ASS.
Hij voert ook aan dat zijn toekomstige belang niet gekoppeld zou mogen worden aan het verstreken zijn van de maximale WW-periode, omdat dan bijna iedere beroepszaak juridisch afgewezen kan worden door het verstrijken van de tijd.
Eiser stelt ook dat hij zich wel goed kan neerleggen bij het bestreden besluit, maar dat hij dit in breed maatschappelijk perspectief niet kan.
3.3
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in WWzaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van het beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2785). Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een inmiddels verstreken periode, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding of wanneer een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
3.4
De rechtbank overweegt dat het geschil gaat over een al verstreken periode. De maximale periode waarover eiser WW-uitkering kon krijgen, was op 1 september 2020 immers voorbij. Vanaf die datum heeft hij een ZW-uitkering ontvangen. In het kader van de ZW vindt re-integratie op een andere manier plaats dan in het kader van de WW. De WWuitkering kan bovendien niet meer herleven. Dit betekent dat met het werkplan dat in het kader van de WW is opgesteld, niets meer gedaan zal worden, ook niet als de ZWuitkering is geëindigd en ook niet in de toekomst. Eiser heeft daarom op dit punt geen procesbelang.
De rechtbank overweegt ook dat het resultaat dat de indiener van het beroep nastreeft voor hemzelf feitelijk betekenis moet kunnen hebben. Hieruit volgt dat het moet gaan om een rechtstreeks feitelijk resultaat voor eiser persoonlijk. Het belang van eisers dochter levert daarom geen procesbelang op.
De rechtbank begrijpt dat eiser als resultaat van zijn beroep ook een algemeen, maatschappelijk belang nastreeft, namelijk de verbetering van de effectiviteit van het UWV waar het cliënten met ASS betreft. Ook dat levert geen procesbelang op, omdat het beoogde resultaat voor eiser zelf feitelijke betekenis moet kunnen hebben. Een algemeen belang valt daar niet onder.
Eiser heeft weliswaar tijdens de zitting gesteld dat hij schade heeft geleden door het handelen van het UWV, maar hij heeft dat niet concreet en controleerbaar onderbouwd. Daarom kan ook dat geen procesbelang opleveren.
Tot slot heeft eiser aangevoerd dat zijn toekomstige belang niet gekoppeld zou mogen worden aan het verstreken zijn van de maximale WW-periode, omdat dan bijna iedere beroepszaak juridisch afgewezen kan worden door het verstrijken van de tijd. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Het gaat in dit beroep immers alleen om eisers eigen beroepszaak. In deze zaak is eisers recht op WW-uitkering afgelopen en kan het werkplan niet herleven. Iedere beroepszaak is echter anders. De vergelijking met andere beroepszaken gaat daarom niet op.
4.
Conclusie en proceskosten
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. V.M. Schotanus en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 12 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.