ECLI:NL:RBZWB:2021:5130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_2713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2015

Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende beroep had ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2015. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 4 mei 2021 en was verzonden aan de gemachtigde van belanghebbende. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat het beroepschrift uiterlijk op 15 juni 2021 ingediend had moeten zijn.

Echter, het beroepschrift is pas op 25 juni 2021 bij de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet-tijdig is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding van openbare orde is, wat inhoudt dat bij overschrijding van de termijn een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van verschoonbaarheid. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het administratiekantoor, dat haar vertegenwoordigde in de bezwaarfase, de uitspraak op bezwaar pas op 19 juni 2021 aan haar heeft doorgezonden. Dit zou de termijnoverschrijding volgens belanghebbende verschoonbaar maken.

De rechtbank oordeelt echter dat de redenen die belanghebbende aanvoert niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De inspecteur heeft de uitspraak op bezwaar tijdig verzonden naar het adres van de gemachtigde, en het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende om ervoor te zorgen dat zij tijdig op de hoogte is van de uitspraak. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2713
uitspraak van 12 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.57.01.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 4 mei 2021. De uitspraak op bezwaar is verzonden aan de gemachtigde van belanghebbende, die haar belangen behartigde in de bezwaarfase. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan de gemachtigde van belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 15 juni 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 25 juni 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende geeft aan dat ze voor de bezwaarfase een administratiekantoor heeft gemachtigd en ingeschakeld om namens haar bezwaar te maken. De uitspraak op bezwaar is daarom door de inspecteur aan gemachtigde verzonden. Belanghebbende geeft aan dat het administratiekantoor de uitspraak op bezwaar op 19 juni 2021 pas aan haar heeft doorgezonden. Bij brief van 22 juli 2021 heeft het administratiekantoor de late doorzending van de uitspraak op bezwaar aan belanghebbende bevestigd. Hierin is aangegeven dat de uitspraak op bezwaar aan het begin van de vakantieperiode was verzonden door de inspecteur en dat daarom de uitspraak langer is blijven liggen dan gepland alvorens deze door te sturen naar belanghebbende.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. De inspecteur heeft de uitspraak (tijdig) verzonden naar het opgegeven adres van de gemachtigde. Dat de gemachtigde van belanghebbende heeft nagelaten de uitspraak op bezwaar tijdig door te sturen aan belanghebbende betreft een omstandigheid die in het kader van de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in de risicosfeer ligt van belanghebbende.
Er dus zijn geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 12 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.