ECLI:NL:RBZWB:2021:5126
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat was ingediend door de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 22 december 2020, maar de belanghebbende stelde dat hij deze pas op 29 december 2020 had ontvangen, wat volgens hem de termijn voor het indienen van het beroepschrift zou hebben beïnvloed.
De rechtbank oordeelde dat de beroepstermijn van zes weken begon te lopen op de dag na de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar, die plaatsvond op 22 december 2020. De rechtbank stelde vast dat de indiening van het beroepschrift op 4 februari 2021, hoewel binnen een week na afloop van de termijn, niet tijdig was omdat het poststempel op 3 februari 2021 was aangebracht. Dit betekende dat het beroepschrift niet voor het einde van de termijn ter post was bezorgd.
De rechtbank benadrukte dat de beroepstermijn van openbare orde is en dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende had geen overtuigende redenen aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.