Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
1.De procedure
- de schriftelijke reactie van mr. Ponds op het wrakingsverzoek;
- de beslissing van de wrakingskamer, locatie Middelburg, van 21 september 2021 betreffende het verzoek tot wraking van de wrakingskamer, locatie Middelburg, waarbij dit verzoek kennelijk ongegrond is verklaard (procedurenr. 02/389857 HA RK 21-194);
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer, locatie Middelburg, op 7 oktober 2021, waarbij als toehoorders zijn verschenen mevrouw [A] en mevrouw [B] namens [naam stichting], vergezeld van mr. J. van Baaren.
2.Het verzoek
3.De feiten en de gronden van de wraking
:De rechter heeft de schijn van partijdigheid gewekt door (1
)het toestaan van nadere stukken die door eiseres in de hoofdzaak voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn overgelegd en (2) het zonder toelichting afwijzen van het aanhoudingsverzoek dat is gegrond op door verzoekers aangevoerde ernstige gezondheidsklachten
.
De rechter voert aan dat debeslissing op het uitstelverzoek een procedurele beslissing i
s. Volgens vaste jurisprudentie vormt een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissing de partij die het wrakingsverzoek indient onwelgevallig is, aldus de rechter.
De rechter voert voortsaan dat hij vanwege de spoedeisendheid aan de griffie van de rechtbank heeft verzocht om de beslissing telefonisch door te geven aan (de gemachtigde van) verzoekers. Omdat verzoekers telefonisch niet bereikbaar waren, is de beslissing per e-mail kenbaar gemaakt.
Het uitstelverzoek is afgewezen, omdat het geen eenstemmig verzoek van partijen betrof en ook geen sprake was van klemmende redenen, aldus de rechter.
De rechter voert verder nogaan dat, voor zover verzoekers uit de beslissing om de zitting doorgang te laten vinden, zouden hebben mogen afleiden dat daarmee tevens zou zijn beslist om de nadere stukken van de zijde van eiseres in de hoofdzaak toe te laten, ook daarvoor geldt dat dit een procesbeslissing betreft.
4.De beoordeling4.1.Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een partij een rechter die een zaak behandelt wraken op grond van feiten en/of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.4.2.Daarbij moet voorop worden gesteld dat, bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter, als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer in onderhavige zaak niet gebleken.
Het indienen van nadere stukken voorafgaand aan een mondelinge behandeling is geen reden voor uitstel van een mondelinge behandeling. De rechter beslist pas ter zitting over het al dan niet toelaten van die stukken. Die beslissing wordt niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling genomen.
Verzoekers hebben voorts hun stelling dat zij kampen met “ernstige gezondheidsklachten” niet nader toegelicht en onderbouwd. Daarbij is van belang dat verzoekers in hun conclusie van antwoord in de hoofdzaak ook al een dergelijk aanhoudingsverzoek hebben gedaan, welk verzoek door de rolrechter niet is gehonoreerd, zodat het kennelijk niet om plotseling opgekomen klachten gaat. Het had op de weg van verzoekers gelegen een uitstelverzoek op deze grond eerder in te dienen en te onderbouwen.
In verband met de spoedeisendheid en het feit dat verzoekers op dat moment telefonisch niet bereikbaar waren, is de beslissing op het verzoek per e-mail van 31 augustus 2021 om 9.16 uur aan verzoekers met een enkele mededeling kenbaar gemaakt. Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat de rechter hiermee is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, noch heeft de rechter hiermee op enige wijze de schijn van partijdigheid, dan wel vooringenomenheid jegens verzoekers gewekt.
5. De beslissing