ECLI:NL:RBZWB:2021:5100

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
8611890 CV EXPL 20-2579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonunit wegens schending huurvoorwaarden in het project Skaeve Huse

In deze zaak vorderde de verhuurder, Stichting [verhuurder 1], ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder, [huurder], en ontruiming van de woonunit gelegen in het project Skaeve Huse te Tilburg. De verhuurder stelde dat de huurder zich niet hield aan de huurovereenkomst door zijn honden in de woonunit te houden, terwijl dit expliciet was verboden. De huurovereenkomst was aangegaan op basis van de voorwaarde dat de huurder zijn honden niet zou meenemen. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gesprekken over de naleving van de huisregels, bleef de huurder zijn verplichtingen schenden. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen van de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst ernstig genoeg waren om tot ontbinding over te gaan. De rechter benadrukte dat het verbod op het houden van honden noodzakelijk was voor de veiligheid en het woongenot van andere bewoners binnen het project. De huurder had voorafgaand aan de overeenkomst bevestigd dat hij zijn honden elders zou onderbrengen, maar dit bleek niet het geval. De rechter verklaarde de huurovereenkomst ontbonden en veroordeelde de bewindvoerder van de huurder tot ontruiming van de woonunit binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en een gebruiksvergoeding voor de periode dat de woonunit niet ontruimd zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 8611890 CV EXPL 20-2579
vonnis van 15 september 2021
in de zaak van
Stichting [verhuurder 1]
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg
eiseres
gemachtigde: mr. M.M. de Cock
tegen
de besloten vennootschap [bewindvoerder] B.V. q.q.
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[voornamen] [huurder]
gevestigd en kantoorhoudende te Putten
gedaagde
gemachtigde: mr. F.H.J. de Graaf
Partijen worden hierna aangeduid als [verhuurder 1] en [bewindvoerder] . De door [bewindvoerder] vertegenwoordigde [voornamen] [huurder] wordt kortweg bij zijn achternaam vernoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 23 september 2020 met de daarin vermelde stukken;
b. de akte van [verhuurder 1] met producties 5 t/m 9;
c. de akte van [verhuurder 1] met productie 10;
d. de akte van [bewindvoerder] met producties 3 t/m 6;
e. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het geschil ter zitting van 12 januari 2021;
f. de akte aanvulling van gronden van [verhuurder 1] met producties 11 t/m 16;
g. de antwoordakte van [bewindvoerder] met productie 7;
h. de antwoordakte van [verhuurder 1] .
1.2
Op 12 januari 2021 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben partijen onder meer gesproken over een minnelijke oplossing van het geschil. Om de mogelijkheid daartoe te kunnen onderzoeken werd de uitspraak voor de duur van vier weken aangehouden. Uiteindelijk heeft [verhuurder 1] op de rolzitting van 21 juli 2021 doen weten dat de besprekingen tussen partijen niet tot een regeling hebben geleid en heeft zij verzocht om alsnog vonnis te wijzen.
2.
Het geschil
2.1
In deze procedure is het volgende van belang.
a. [verhuurder 1] is samen met enkele andere woningcoöperaties, de politie, SMO Traverse en het RIBW betrokken bij het project Skaeve Huse. Binnen dit project worden woonunits, die zijn gelegen aan de [straatnaam] te Tilburg, tijdelijk verhuurd aan personen die door hun overlastgevend gedrag niet of minder goed in staat zijn elders maatschappelijk zelfstandig te functioneren, waardoor de woonoverlast in woonbuurten wordt teruggedrongen en tevens dakloosheid van deze personen wordt voorkomen. Binnen het project is sprake van verplichte begeleiding en ondersteuning en bestaat een grote mate van toezicht, onder meer door camerabewaking, begeleiders en een buurtbeheerder die in het geval van calamiteiten ook buiten kantooruren bereikbaar is.
Met ingang van 2 april 2020 huurt [huurder] van [verhuurder 1] de binnen het project Skaeve Huse gelegen zelfstandige woonunit aan het adres [straatnaam] [huisnummer] te ( [postcode] ) Tilburg (hierna: de woonunit). De overeengekomen huurprijs bedraagt
€ 345,88 per maand. Daarnaast is [huurder] maandelijks € 20,50 en € 66,25 als voorschot op de vergoeding voor geleverde zaken en diensten verschuldigd. Het betreft een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:232 lid 2 BW.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Woonruimte van [verhuurder 1] , alsmede de Huisregels Skaeve Huse van toepassing. Onder meer is in de huisregels opgenomen dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor het afvoeren van huisvuil en het gescheiden aanbieden aan het BAT, alsmede dat iedereen verantwoordelijk is voor het schoonhouden van [de] woning en [het] gebied rondom de woning. Verder is in de huisregels opgenomen dat het [huurder] niet is toegestaan zijn twee honden mee te nemen naar c.q. te laten wonen bij Skaeve Huse en dat hij zich begeleidbaar dient op te stellen en de begeleiding van Traverse accepteert.
2.2
[verhuurder 1] heeft gevorderd om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
ontbonden te verklaren, althans te ontbinden, de tussen [verhuurder 1] en [huurder] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonunit, wegens de ernstige tekortkomingen van [huurder] in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [verhuurder 1] (wanprestatie);
subsidiair:
de tussen haar en [huurder] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte te vernietigen wegens dwaling;
zowel primair, als subsidiair:
[huurder] te veroordelen om binnen 8 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woonunit te ontruimen met alle personen en goederen die zich op of in het gehuurde van zijnentwege, althans niet vanwege [verhuurder 1] , mochten bevinden, en het gehuurde in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [verhuurder 1] te stellen;
[huurder] met ingang van 1 juli 2020 te veroordelen tot betaling van de maandelijks verschuldigde huurpenningen ad € 432,63, steeds vanaf het moment dat deze na datum van dagvaarding nog zullen vervallen, tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
[huurder] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 432,63 per maand of gedeelte van de maand, vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment dat de woning daadwerkelijk zal zijn ontruimd;
[huurder] te veroordelen in de kosten van het geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.3
Aan die vordering heeft [verhuurder 1] samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
Skaeve Huse is een succesvol project, dat alleen kan slagen als regels strikt worden nageleefd en daarop ook wordt gehandhaafd. Ten behoeve van de veiligheid van beheerders, begeleiders en medebewoners worden binnen het project in beginsel geen honden toegelaten. De reden daarvan is dat huurders soms een voorkeur hebben voor grote honden, die doorgaans een sterke en consequente baas nodig hebben die ook daadwerkelijk de baas over ze is. Bij de doelgroep die in aanmerking komt voor een plaats binnen het project Skaeve Huse is vaak sprake van zeer wisselende stemmingen en inconsequent gedrag, waardoor de bewoners vaak niet in staat zijn om bepaalde soorten (grotere) honden goed op te voeden. Dit brengt risico’s voor bewoners en medewerkers met zich mee, waarvan de afwezigheid nu juist van wezenlijk belang is voor het slagen van een huurder en het project. In juni 2018 heeft zich een incident voorgedaan met een hond van een bewoner en een hond van een bezoeker. Dit heeft een behoorlijke impact gehad op de bewoners en omwonenden. [verhuurder 1] wil geen enkel risico nemen.
[huurder] bezit honden. Voorafgaand aan het aangaan van de huurovereenkomst is met hem uitvoerig gesproken over de vraag of hij in staat en bereid was afstand te doen van zijn honden. [huurder] heeft daarop bevestigend geantwoord en toegezegd dat hij zijn honden elders zou gaan onderbrengen. Ook bij gelegenheid van de ondertekening van de huurovereenkomst is nogmaals benadrukt dat zijn honden niet op het terrein mochten komen. Het verbod is vastgelegd in de bij de huurovereenkomst behorende huisregels.
Geconstateerd is dat [huurder] zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Ondanks het verbod verblijven zijn honden op het terrein van Skaeve Huse. Op 23 april 2020 heeft [verhuurder 1] [huurder] hierop aangesproken en in een vervolggesprek op 1 mei 2020 heeft [huurder] meegedeeld dat hij zijn honden niet elders zou onderbrengen. Evenmin was hij van plan om de woonunit vrijwillig te verlaten. Deze situatie is voor [verhuurder 1] onacceptabel. Op het moment dat [huurder] een woning binnen het project accepteerde wist hij dat [verhuurder 1] geen uitzondering op de regels wilde maken.
Omdat [huurder] , ondanks een verzoek daartoe, de huurovereenkomst niet heeft opgezegd vordert [verhuurder 1] primair de ontbinding daarvan op de grond dat [huurder] ernstig tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit die overeenkomst, in het bijzonder de verplichting om de huisregels na te leven. Subsidiair vordert [verhuurder 1] dat de huurovereenkomst wordt vernietigd omdat sprake is van dwaling. Als zij ervan op de hoogte was geweest dat [huurder] niet voornemens was zijn honden elders onder te brengen, dan was zij de huurovereenkomst niet met hem aangegaan. [huurder] had op voorhand eerlijk moeten zijn en direct kenbaar moeten maken dat hij niet bereid of in staat was om afstand te doen van zijn honden.
[verhuurder 1] wil voor [huurder] geen uitzondering maken. Van het alsnog accepteren van de aanwezigheid van zijn honden zou een uiterst negatieve precedentwerking uitgaan. Daarmee zou het stellen van regels in feite zinloos worden. Andere huurders binnen het project zullen dan menen dat ook zij de geldende regels niet hoeven na te leven en hun eigen gang kunnen gaan. Bij een project als Skaeve Huse is dat niet wenselijk.
In haar dagvaarding heeft [verhuurder 1] nog enkele bijkomende omstandigheden vermeld die gelden als tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst en die in de beoordeling van de vordering tot ontbinding en ontruiming kunnen worden betrokken.
In haar akte die zij na de mondelinge behandeling heeft ingediend heeft [verhuurder 1] als aanvullende grondslag voor haar vorderingen toegevoegd dat [huurder] zich niet houdt aan nadere afspraken die met hem zijn gemaakt en die betrekking hebben op zijn begeleiding en op het opgeruimd en schoon houden van de woning en tuin en dus ook te dien aanzien sprake is van een tekortkoming.
2.4
[bewindvoerder] heeft namens [huurder] verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verhuurder 1] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [verhuurder 1] , voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.5
Het verweer zal, voor zover dit voor de beoordeling van belang is, in het navolgende aan de orde komen.

3.De beoordeling

3.1
Allereerst wordt op grond van de stellingen van partijen vastgesteld dat de goederen van [huurder] onder bewind zijn gesteld, zoals bedoeld in titel 19 van Boek 1 BW. [bewindvoerder] is benoemd tot bewindvoerder. Nu niet is gesteld of gebleken dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten niet in het onder bewind gestelde vermogen van [huurder] vallen is [bewindvoerder] , en niet [huurder] , op grond van artikel 1:441 lid 1 BW als formele procespartij in deze procedure betrokken. De onderbewindstelling brengt echter niet mee dat [bewindvoerder] partij is bij de huurovereenkomst (vgl. Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, rov. 3.4.3).
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de huurovereenkomst is aangegaan op de voorwaarde dat [huurder] zijn honden niet in het gehuurde houdt. [verhuurder 1] heeft gesteld dat voorafgaande aan het sluiten van de huurovereenkomst, het verbod op de aanwezigheid van honden in de woonunit en op het (overige) terrein van Skaeve Huse nadrukkelijk met [huurder] is besproken. In de huisregels bij de huurovereenkomst is dit verbod opgenomen. Desalniettemin heeft [huurder] deze voorwaarde vrijwel onmiddellijk na het sluiten van de huurovereenkomst geschonden. [bewindvoerder] heeft dat niet weersproken. Dit betekent dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.3
De kantonrechter volgt [bewindvoerder] niet in haar standpunt dat het verbod op het houden van zijn honden niet rechtsgeldig is. [bewindvoerder] heeft betoogd dat het houden en verzorgen van huisdieren onderdeel uitmaakt van het recht op privéleven, dat wordt beschermd door artikel 8 EVRM. In de algemene voorwaarden is dan wel opgenomen dat het houden van één of slechts enkele huisdieren is toegestaan en [huurder] wordt enkel beperkt in het houden van zijn honden, maar uit de stellingen van [verhuurder 1] blijkt dat het in deze zaak toch om een absoluut verbod gaat, aldus [bewindvoerder] . Overwogen wordt dat [verhuurder 1] bevoegd is om regels te stellen ten aanzien van het houden van huisdieren, met dien verstande dat die bevoegdheid zijn begrenzing vindt in de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van haar huurders. [verhuurder 1] dient ook de belangen van de overige huurders en gebruikers van het project in acht te nemen. Een algeheel verbod tot het houden van huisdieren is hier niet aan de orde, het gaat enkel om honden. Weliswaar is dit verbod voor [huurder] ingrijpend maar naar het oordeel van de kantonrechter toelaatbaar nu het noodzakelijk is ter bescherming van het leef- en woongenot en de veiligheid van de overige bewoners, hun begeleiders en van de beheerder van het project. Daar komt bij dat [huurder] vóór het sluiten van de huurovereenkomst wist dat het houden van zijn honden niet werd toegestaan. Desondanks is hij welbewust de huurovereenkomst aangegaan en heeft hij welbewust het risico genomen dat [verhuurder 1] hem aan het verbod zou houden. Het gevolg van het handelen van [huurder] kan [bewindvoerder] dan ook niet aan [verhuurder 1] tegenwerpen.
3.4
Tijdens de mondelinge behandeling waarin voormelde tekortkoming en het daartegen in de conclusie van antwoord gevoerde verweer aan de orde zijn gekomen is tevens de mogelijkheid van andere huisvesting voor [huurder] besproken. Na aanhouding van de procedure teneinde die mogelijkheid te onderzoeken heeft [verhuurder 1] uiteindelijk bij akte laten weten dat dit niet is gelukt. Daarbij heeft zij gesteld dat [huurder] evenmin voldoet aan andere voorwaarden van de huurovereenkomst, waaronder die met betrekking tot het zich begeleidbaar opstellen en het opgeruimd en schoon houden van de woonunit en de daarbij behorende tuin. [verhuurder 1] heeft de gronden van haar vordering aangevuld met die tekortkomingen. [bewindvoerder] heeft tegen deze aanvulling geen bezwaar gemaakt.
3.5
Dat [huurder] zich niet begeleidbaar opstelt is door [verhuurder 1] in haar akte niet nader toegelicht. Wat precies onder ‘begeleidbaar opstellen’ moet worden verstaan en in welke zin [huurder] daar niet aan voldoet is niet gesteld, terwijl uit de door [bewindvoerder] in het geding gebrachte correspondentie volgt dat [huurder] contacten heeft met diverse hulpverleners, waaronder SMO Traverse. Van een tekortkoming, als zelfstandige grond voor de vorderingen van [verhuurder 1] , is dus niet gebleken. Niettemin heeft alle begeleiding niet kunnen bewerkstelligen dat [huurder] de woonunit en bijbehorende tuin opgeruimd houdt, zoals blijkt uit de door [verhuurder 1] overgelegde foto’s. Het retourneren van winkelwagentjes, het deponeren van vuilnis in daarvoor bestemde containers en zelfs het verwijderen van de uitwerpselen van zijn honden lijkt teveel gevraagd. Dat [huurder] zijn best doet en moeite heeft met het op orde houden van het gehuurde en er zelfs een keer op zijn kosten een schoonmaakbedrijf werd ingehuurd om de verzamelde rommel op te ruimen doet er niet aan af dat ook op dit punt (naast het houden van honden) kan worden geconstateerd dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.6
De kantonrechter kan een huurovereenkomst ontbinden indien de huurder is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen (artikel 7:231 lid 1 BW). Daartoe zal alleen dan niet worden overgegaan wanneer de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.7
[bewindvoerder] heeft in haar conclusie van antwoord aangevoerd dat [huurder] wel bereid is geweest om zijn twee honden, waaraan hij zeer is gehecht, tijdelijk elders onder te brengen maar dat dit door de gevolgen van de coronapandemie niet is gelukt. Overwogen wordt dat dit beroep op overmacht wellicht voor een korte periode, althans op het moment dat het werd gedaan, viel te billijken maar dat dit thans niet meer opgaat. Niet gesteld of gebleken is althans dat kennels waar de honden tijdelijk zouden kunnen verblijven ook nu nog wegens de coronapandemie gesloten zijn. Na de mondelinge behandeling heeft [verhuurder 1] toegestaan dat de honden toch bij [huurder] konden verblijven, totdat een diagnostisch onderzoek zou zijn verricht op basis waarvan zou kunnen worden bepaald welke woonvorm voor [huurder] passend is. [verhuurder 1] lijkt daaraan geen termijn te hebben verbonden, maar uit de antwoordakte van [bewindvoerder] volgt dat deze toestemming werd verleend op de voorwaarde dat het onderzoek op korte termijn zou worden verricht. Hoewel buiten toedoen van [huurder] , is aan die voorwaarde niet voldaan.
3.8
Voor zover zou kunnen worden geoordeeld dat door die toestemming aan [verhuurder 1] niet langer een beroep op een tekortkoming wegens het houden van honden toekomt geldt dat [verhuurder 1] aanvullende voorwaarden heeft vastgelegd in een op
20 april 2021 door [huurder] ondertekend document. Daardoor heeft [huurder] er mee ingestemd dat hij de woning en tuin schoon en opgeruimd houdt, dat hij wekelijks zijn afval scheidt en de containers aan de straat zet en dat hij, om ongedierte te voorkomen, hondenpoep in de tuin meteen opruimt. [verhuurder 1] heeft gesteld dat [huurder] hieraan niet heeft voldaan, hetgeen ook blijkt uit door haar overgelegde foto’s en een verklaring van de buurbeheerder van Skaeve Huse. [huurder] voldoet dus niet alleen niet aan de hierboven bij 2.1 onder c vermelde voorwaarden uit de huurovereenkomst, maar evenmin aan de aanvullende voorwaarden van 20 april 2021. Dat, zoals [bewindvoerder] heeft gesteld, [huurder] wegens de problematiek waarmee hij kampt zaken niet kan overzien en derhalve moeite heeft met het op orde houden van het gehuurde, doet aan die constatering niet af.
3.9
In het licht van het bovenstaande acht de kantonrechter de tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst voldoende ernstig om de ontbinding van die overeenkomst en de daaruit voortvloeiende ontruiming te rechtvaardigen. Te meer nu het [huurder] , ondanks een gemotiveerd en met [huurder] besproken verbod in de huurovereenkomst, alsnog werd toegestaan om tijdelijk zijn honden in het gehuurde te houden, mocht van hem worden verwacht dat hij de overige verplichtingen uit die overeenkomst en die bij gelegenheid van die toestemming nog eens nader zijn besproken en vastgelegd, correct zou nakomen. Dat hij daartoe op medische gronden niet in staat geacht kan worden zoals [bewindvoerder] lijkt te betogen, is niet gebleken.
3.1
De huurovereenkomst zal dan ook worden ontbonden en [bewindvoerder] zal, in haar hoedanigheid van bewindvoerder, worden veroordeeld tot ontruiming van de woning. Die ontruiming zal echter niet binnen 8 maar na de gebruikelijke 14 dagen na de betekening van dit vonnis kunnen plaatsvinden. Met dit oordeel wordt voorbij gegaan aan het door [bewindvoerder] bepleitte woonbelang van [huurder] . Uit de stellingen van [verhuurder 1] , onder meer dat er indertijd voor de betreffende huurovereenkomst drie kandidaten waren, blijkt voldoende dat de doelgroep van het project Skaeve Huse groter is dan het aantal woonunits dat het project rijk is. Er zijn met andere woorden, ook andere personen met een specifieke problematiek die wachten op een woonunit binnen het project.
3.11
De vordering tot betaling van de maandelijks verschuldigde huur vanaf 1 juli 2020 tot aan de ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van het niet nakomen van die betalingsverplichting door [bewindvoerder] . Wel zal [bewindvoerder] worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding die gelijk is aan de ‘kale’ huurprijs vanaf de ontbinding tot aan de ontruiming van de woonunit.
3.12
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, omdat dit in het licht van hetgeen hierboven is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
3.13
Ten slotte en wellicht in overvloede wordt in aansluiting op hetgeen bij 3.1 is vastgesteld overwogen dat [bewindvoerder] in haar hoedanigheid van bewindvoerder (q.q.) wordt veroordeeld om aan dit vonnis te voldoen. Dit betekent dat de uitvoering van het vonnis ten laste van het vermogen van [huurder] zal komen. Van [huurder] mag echter worden verwacht dat hij zelf aan de verplichting tot ontruiming voldoet. Indien hij dit nalaat kunnen de kosten van de ontruiming ten laste van zijn vermogen worden gebracht.

4.De proceskosten

4.1
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [bewindvoerder] worden veroordeeld in de proceskosten van [verhuurder 1] . Die kosten bedragen in totaal € 771,96 en bestaan uit
€ 102,96 voor de dagvaarding, € 124,00 voor het griffierecht en € 545,00 voor het salaris van de gemachtigde van [verhuurder 1] (2,5 punten à € 218,00 per punt).
4.2
Op de vordering van [verhuurder 1] zal wettelijke rente over de vastgestelde proceskosten worden toegewezen. Die rente zal [bewindvoerder] echter pas verschuldigd zijn vanaf de 15e dag nadat dit vonnis aan haar is betekend en totdat de proceskosten (en eventueel vanaf die 15e dag verschenen rente daarover) volledig zijn voldaan.
4.3
De door [verhuurder 1] gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor het geval dat niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving door [verhuurder 1] volledig aan de veroordelingen is voldaan en nakosten worden gemaakt. Daarbij overweegt de kantonrechter dat aan [bewindvoerder] , indien zij kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van dit vonnis, gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijk geoordeelde termijn van veertien dagen aan de veroordelingen te voldoen.
De nakosten worden zoals gevorderd begroot op een bedrag van € 100,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. De wettelijke rente over het bedrag van € 100,00 zal vanaf de vijftiende dag na aanschrijving door [verhuurder 1] worden toegewezen en de wettelijke rente over de explootkosten van betekening van het vonnis zal vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
  • spreekt uit de ontbinding van de tussen [verhuurder 1] en [huurder] bestaande huurovereenkomst betreffende de woonruimte c.a., staande en gelegen aan het adres [straatnaam] [huisnummer] te ( [postcode] ) Tilburg;
  • veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de vermelde woonruimte c.a. te ontruimen met alle personen en goederen die zich daarin of daarop niet vanwege [verhuurder 1] bevinden, en deze woonruimte c.a. in goede staat en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [verhuurder 1] te stellen;
- veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om aan [verhuurder 1] een gebruiksvergoeding van
€ 432,63 per maand te betalen, voor elke na september 2021 ingegane maand, of gedeelte daarvan, dat de voormelde woonruimte c.a. niet is ontruimd;
- veroordeelt [bewindvoerder] q.q. in de proceskosten van [verhuurder 1] , die tot heden zijn vastgesteld op € 771,96 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van de voldoening van deze kosten;
  • veroordeelt [bewindvoerder] q.q., onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis aan de veroordelingen daarin is voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 100,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de betekening tot aan de dag van de voldoening van deze kosten;
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
- verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en is in het openbaar uitgesproken op
15 september 2021.