ECLI:NL:RBZWB:2021:5099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2021, werd het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Wajong-uitkering door het UWV behandeld. Eiser had zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend na zijn 18e verjaardag, wat leidde tot een laattijdige aanvraag. Het UWV had in het primaire besluit van 20 mei 2019 de aanvraag afgewezen, en het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 18 november 2019. Eiser stelde dat hij vanaf zijn 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had, terwijl het UWV betoogde dat hij over voldoende arbeidsvermogen beschikte.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische en arbeidskundige beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hadden eiser onderzocht en de beschikbare medische gegevens beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat eiser op zijn 18e verjaardag en in de periode daarna over arbeidsvermogen beschikte, en dat hij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat niet was gebleken dat eiser in de relevante periode geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6721 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 mei 2019 (het primaire besluit) heeft het UWV eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
In het besluit van 18 november 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 26 juli 2021.
Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en zijn mentor/bewindvoerder mevr. Van Waesbergh (hierna: bewindvoerder), en mr. M. Reitsma namens het UWV.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Het UWV heeft op 5 november 2018 van eiser, geboren op 13 januari 1991, een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ontvangen. Daarbij is vermeld dat bij eiser sprake is van psychische problematiek, onder andere pleinvrees en het ontbreken van energie.
Het UWV heeft in het primaire besluit de aanvraag afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.
Standpunt van het UWV
Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering omdat hij over arbeidsvermogen beschikt.
3.
Beroepsgronden van eiser
Eiser voert aan dat hij zowel op zijn 18e verjaardag, als in de periode van vijf jaar daarna, als op het moment van de aanvraag, dus binnen de periode van tien jaar na zijn 18e verjaardag, duurzaam geen arbeidsvermogen had.
Eiser heeft een antisociale persoonlijkheid. Hij kan geen gezag verdragen. Hij is met de beperkingen die de verzekeringsartsen hebben vastgesteld niet in staat een taak uit te voeren binnen een organisatie. Vanwege eisers lage energieniveau kan hij bovendien niet gedurende vier uur per dag werken. Ook ontbreken basale werknemersvaardigheden. Eiser ontkent dat hij enkele maanden bij [naam bedrijf] heeft gewerkt. Het waren hooguit enkele weken en het werken ging niet goed.
De stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (hierna: verzekeringsarts b&b) dat de evaluatie van 25 oktober 2019 door de psycholoog dateert van een maand na de start van de behandeling is niet juist, omdat de behandeling is gestart op 16 augustus 2019. De behandeling heeft maar kort geduurd omdat eiser niet meewerkte. De verzekeringsarts b&b heeft zijn conclusie dat eisers afwijkende gedrag niet voortkomt uit ziekte niet gebaseerd op eigen medisch onderzoek. Hij heeft eiser immers niet gezien of gesproken. Deze conclusies vloeien bovendien niet voort uit de informatie uit de behandelend sector.
Eiser vraagt de rechtbank om in het kader van de equality of arms een verzekeringsarts als deskundige in te schakelen.
4.
Juridisch kader
4.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
In het tweede lid is bepaald dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte wordt, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
In het derde lid is bepaald dat de ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, alsnog jonggehandicapte wordt, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapt zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
De nadere regels die zijn bedoeld in artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong, zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
4.2.
Het UWV heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wajong per 1 januari 2015 de methode Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld. Het Compendium moet worden aangemerkt als een vaste gedragslijn.
5.
Medische en arbeidsdeskundige beoordeling door het UWV
Aan het standpunt dat in het bestreden besluit is neergelegd, heeft het UWV de rapporten van de verzekeringsarts van 20 mei 2019, van de arbeidsdeskundige van 20 mei 2019, van de verzekeringsarts b&b van 11 november 2019 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (hierna: arbeidsdeskundige b&b) van 15 november 2019 ten grondslag gelegd.
De verzekeringsarts heeft eiser op 29 januari 2019 gezien en onderzocht op het spreekuur. Eiser werd vergezeld door zijn moeder en door zijn bewindvoerder. De verzekeringsarts heeft informatie ingewonnen bij de huisarts en beschikte over informatie van de curatieve sector uit het verleden.
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat aannemelijk is dat sprake is van beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vóór en op de 18e verjaardag. Eiser is op de 18e verjaardag beperkt in het structureren en prioriteiten stellen, omgaan met stress en andere mentale eisen, omgaan met nieuwe dingen, eigen gevoelens uiten, omgaan met kritiek, hanteren van conflicten, omgaan met onbekenden, en omgaan met verschillende werktijden: nacht en onregelmatige diensten zijn niet aangewezen. Een werksituatie met een empathische leidinggevende, die eiser met geduld en vertrouwen begeleidt en collega’s die begrip opbrengen voor zijn situatie zijn aangewezen.
Volgens de verzekeringsarts is eiser in staat gedurende ten minste een uur aaneengesloten te werken. Eiser is bovendien ten minste vier uur per dag belastbaar. Verder is hij in staat instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en afspraken met de werkgever na te komen.
De verzekeringsarts overweegt, in het kader van de beoordeling indicatie banenafspraak, dat de beperkingen zoals hiervoor zijn beschreven nog steeds van toepassing zijn. Daarbij is eiser momenteel niet in staat om minimaal 30 uur per week arbeid te verrichten. De verzekeringsarts verwacht dat de medische situatie op langere termijn met adequate behandeling zal verbeteren en dat de functionele mogelijkheden op langere termijn zullen toenemen.
De arbeidsdeskundige heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken op 29 januari 2019. Hierbij waren ook eisers moeder en bewindvoerder aanwezig.
De arbeidsdeskundige rapporteert dat er geen speciale aanpassingen nodig zijn voor de fysieke en sociale werkomgeving. Eiser kan zich houden aan normale gedragsregels, de bedrijfscultuur, de Arbonormen of de regels die volgen uit de hiërarchie van de organisatie. Eiser heeft meer tijd nodig voor het inwerken dan wel de begeleiding bij het werk. Hij heeft baat bij een werkomgeving waarin kan worden teruggevallen op directe collega’s die hem kunnen ondersteunen. Volgens de arbeidsdeskundige is eenvoudig routinematig werk in een rustige werkomgeving met een leidinggevende in de buurt mogelijk.
Gelet op wat de verzekeringsarts heeft aangegeven beschikt eiser over basale werknemersvaardigheden. Bovendien heeft eiser zich meerdere jaren kunnen handhaven op verschillende scholen. Ook tijdens het gesprek met de arbeidsdeskundige liet eiser zien dat hij zich kan houden aan normale omgangsvormen.
Eiser is in staat om de taak Plaatsen van onderdelen op printplaat (1701) te verrichten. Dat werk ligt in de lijn van wat hij op school heeft gehad. Het werk wordt in een rustige omgeving verricht en is gestructureerd van aard.
De arbeidsdeskundige concludeert dat eiser arbeidsvermogen heeft.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier, waaronder informatie uit de curatieve sector, bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting op 8 november 2019. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door zijn bewindvoerder.
Volgens de verzekeringsarts b&b was het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig. De behandelend psycholoog heeft de DSM 5 diagnoses depressieve stoornis, recidiverende episode matig en obsessief compulsieve stoornis vastgesteld.
De verzekeringsarts b&b komt de pleinvrees niet tegen in de beschikbare medische gegevens en ook niet in de brief van de psycholoog. Dat eiser het liefst thuis zit, wil niet zeggen dat sprake is van pleinvrees. Eiser gaat op goede dagen ook langs bij vrienden. Als de pleinvrees veel lijdensdruk zou veroorzaken, was dit bij de behandelaars wel naar voren gekomen.
De psycholoog is de enige die melding maakt van de obsessief compulsieve stoornis. De smetvrees is niet zo ernstig dat dit aanleiding heeft gegeven tot eczeem aan de handen. Bovendien sluit deze aandoening werken niet uit.
Het verbaast de verzekeringsarts b&b niet dat het klachten- en activatieniveau onveranderd is ten opzichte van de start, zoals de psycholoog schrijft. Ten eerste zit er tussen de start van de behandeling en de brief van de psycholoog slechts één maand. Ten tweede moet er ook sprake zijn van een lijdensdruk en een motivatie om te willen veranderen. De verzekeringsarts b&b twijfelt hier sterk aan.
Eiser heeft volgens de verzekeringsarts b&b een geringe frustratietolerantie. Hij voelt zich tegengewerkt en benadeeld door anderen en wil daarbij niet zijn eigen aandeel in conflictsituaties zien. Hij vertoont hierbij gedrag dat niet te verklaren is vanuit ziekte, maar meer vanuit niet respectvol gedrag naar anderen.
De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts te wijzigen.
De arbeidsdeskundige b&b heeft het dossier bestudeerd. Hij stelt vast dat eiser is aangewezen op eenvoudig lager gekwalificeerd, voorspelbaar en voorgestructureerd werk waarbij sprake is van enkelvoudige taken. Daarbij moet hij in een werkomgeving worden geplaatst waar hij zich veilig voelt en kan terugvallen op een empathische leidinggevende of vaste collega. Contacten met klanten, patiënten, hulpbehoevenden en dergelijke moeten worden vermeden. Eiser is aangewezen op regelmatige werktijden, waarbij nachtdiensten zijn uitgesloten. Deze voorwaarden komen tot uiting in het rapport van de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige b&b is met de arbeidsdeskundige van oordeel dat eiser gelet op het voorgaande routinematig, repeterend eenvoudig productiewerk in een rustige werkomgeving kan verrichten. Eiser is in staat om de taak Plaatsen van onderdelen op een printplaat (1701) uit te voeren.
6.
Beoordeling door de rechtbank
6.1
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een zogenoemde laattijdige aanvraag, omdat eiser de aanvraag geruime tijd na zijn 18e verjaardag heeft ingediend.
Omdat eiser de Wajongaanvraag ruim na zijn 18e levensjaar heeft ingediend, ligt volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1583) het bewijsrisico met betrekking tot het medische en arbeidskundige beeld bij hem. Dat wil zeggen dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische of arbeidskundige situatie niet meer met zekerheid kan worden vastgesteld, voor risico van eiser blijft.
In het licht van eveneens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld CRvB 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1620) moet bij een laattijdige aanvraag als hier aan de orde, naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong over de achttiende verjaardag, ook beoordeeld worden of eiser op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat hij op enig moment binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden.
De gemachtigde van het UWV heeft tijdens de zitting bij de rechtbank toegelicht dat de verzekeringsarts zowel eisers arbeidsvermogen op zijn 18e verjaardag als, in verband met de indicatie banenafspraak op de datum van de aanvraag heeft beoordeeld, en dat het UWV weliswaar niet expliciet eisers arbeidsvermogen in de vijf jaar na de 18e verjaardag heeft beoordeeld, maar dat er ook geen gegevens zijn waaruit kan worden afgeleid dat eisers beperkingen in die periode zijn toegenomen.
Volgens eiser heeft hij vanaf zijn 18e verjaardag onafgebroken geen arbeidsvermogen gehad.
Tussen partijen is dus in geschil of eiser arbeidsvermogen had op 13 januari 2009 (de dag dat hij 18 jaar is geworden) en zo ja, of dat arbeidsvermogen op grond van een op de 18e verjaardag al aanwezige oorzaak, in de periode tot 13 januari 2014 (vijf jaar na de 18e verjaardag) alsnog blijvend is komen te ontbreken. Als deze laatste vraag bevestigend wordt beantwoord moet worden beoordeeld of eiser gedurende een periode van tien jaar volgend op de dag waarop hij vanaf zijn 18e verjaardag of in de periode van vijf jaar daarna jonggehandicapt zou zijn geworden, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
6.2
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. Een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. Basale werknemersvaardigheden heeft;
3. Ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en
4. Ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Er is slechts arbeidsvermogen als aan alle genoemde vereisten is voldaan. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas wanneer iemand duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het medische en arbeidskundige onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eiser gezien en psychisch onderzocht. Ook de arbeidsdeskundige heeft eiser gezien. De verzekeringsarts b&b heeft eisers bewindvoerder en gemachtigde gesproken. Bovendien hebben de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen eisers dossier bestudeerd. De verzekeringsarts beschikte over de medische informatie die eiser bij de aanvraag had ingediend en heeft zelf informatie ingewonnen bij eisers huisarts. De verzekeringsarts b&b beschikte bovendien over de gegevens van behandelaars die eiser in bezwaar heeft ingediend, waaronder actuele informatie van de behandelend psycholoog.
Dat de verzekeringsarts b&b eiser niet heeft gezien en onderzocht tijdens de hoorzitting maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Eiser is immers onderzocht op het spreekuur van de verzekeringsarts. Bovendien waren eisers bewindvoerder en gemachtigde wel aanwezig bij de hoorzitting. Verder bevat het dossier geen objectieve aanknopingspunten om te oordelen dat eiser om medische redenen niet bij de hoorzitting aanwezig kon zijn.
Dat de verzekeringsarts b&b er ten onrechte vanuit is gegaan dat de evaluatie van 25 oktober 2019 van de behandeling bij de psycholoog dateert van een maand na de start van de behandeling, maakt het onderzoek evenmin onzorgvuldig.
De rechtbank is niet gebleken dat de rapporten inconsistenties bevatten of niet concludent zijn.
6.4.1
De rechtbank stelt voorop dat het bij de medische beoordeling van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat om de te objectiveren beperkingen.
6.4.2
Op grond van de beschikbare gegevens is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsartsen bij eiser niet te geringe beperkingen hebben vastgesteld met betrekking tot zijn 18e verjaardag.
Uit de rapporten blijkt dat zij op de hoogte waren van eisers psychische klachten. De informatie in het dossier over die klachten is kenbaar bij de beoordeling betrokken. De rechtbank voegt hieraan toe dat uit het verslag van de therapeuten [naam therapeut] over de agressieregulatietraining die eiser daar gedurende de periode van 17 oktober 2002 tot 19 december 2002 gevolgd heeft, blijkt dat eiser vooruitgang had geboekt en dat het op dat moment op school en in het gezin goed liep. Dat eisers medische situatie daarna is verslechterd, zoals zijn gemachtigde tijdens de zitting bij de rechtbank heeft aangevoerd, blijkt niet uit het dossier. Het dossier bevat over de periode van 19 december 2002 tot september 2017 immer geen gegevens van medische behandelaars of andere behandelaars of bijvoorbeeld de school. De rechtbank begrijpt dat die gegevens ook niet bestaan, omdat eisers bewindvoerder tijdens de zitting bij de rechtbank heeft gezegd dat eiser vóór de Wajongaanvraag niet onder behandeling is geweest. De psycholoog bij wie eiser vanaf 16 augustus 2019 onder behandeling is, heeft weliswaar de diagnoses depressieve stoornis: recidiverende episode – matig en obsessief compulsieve stoornis gesteld, maar heeft zich niet uitgelaten over eisers medische situatie op zijn 18e verjaardag.
Eiser heeft in beroep geen objectieve gegevens over zijn medische situatie op zijn 18e verjaardag ingediend. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b over die datum. Hieruit volgt dat de verzekeringsarts b&b terecht heeft geconcludeerd dat eiser op zijn 18e verjaardag in staat moest worden geacht om ten minste één uur aaneengesloten te werken en dat hij ten minste vier uur per dag belastbaar was.
De rechtbank is van oordeel dat arbeidsdeskundigen terecht hebben geoordeeld dat eiser op zijn 18e verjaardag beschikte over werknemersvaardigheden. Daarbij is van belang dat uit de arbeidsdeskundige beoordeling blijkt dat eiser het basisonderwijs in het speciaal onderwijs gevolgd heeft. Ook heeft hij leerwegondersteunend onderwijs afgerond. Hij is twee maal een opleiding op het ROC gestart, waarover hij zei dat hij die niet kon afmaken omdat hij zich niet thuis voelde, de sfeer niet goed was en hij geen stageplek kon krijgen. Ook heeft eiser tegen de verzekeringsarts gezegd dat de begeleiding op het ROC niet goed was en dat hij daar tot ongeveer zijn 18e naar toe is gegaan. Verder heeft hij verteld dat hij in 2011 een aantal maanden bij de [naam bedrijf] gewerkt heeft en dat dat goed ging, maar dat men toen vond dat hij weer naar school moest. Eiser heeft zijn beroepsgrond dat hij daar slechts een aantal weken gewerkt heeft niet objectief onderbouwd. Voor zover eiser bij de arbeidsdeskundige onjuiste informatie hierover gegeven heeft, had het op de weg van zijn moeder of bewindvoerder gelegen om dat te corrigeren. Zij waren immers ook bij dat gesprek aanwezig. Verder liet eiser tijdens het gesprek met de arbeidsdeskundige zien dat hij zich kan houden aan normale omgangsvormen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de arbeidsdeskundige bevindingen niet dat eiser zich op zijn 18e verjaardag niet aan regels of instructies kon houden.
De rechtbank volgt de arbeidsdeskundige b&b in de conclusie dat eiser een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige b&b heeft dit duidelijk en inzichtelijk gemotiveerd aan de hand van de taak Plaatsen van onderdelen op printplaat.
Op grond van de onderzoeken, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het UWV de conclusie over eisers arbeidsvermogen op zijn 18e verjaardag deugdelijk heeft onderbouwd.
6.4.3
De rechtbank begrijpt uit wat de gemachtigde van het UWV tijdens de zitting heeft verklaard dat eiser ook in de periode van 14 januari 2009 tot 13 januari 2014 over arbeidsvermogen beschikte.
De rechtbank overweegt hierover dat uit de beschikbare gegevens niet is gebleken dat eisers beperkingen uit dezelfde (psychische) oorzaak in die periode zijn toegenomen. Het dossier bevat over de periode van 19 december 2002 tot 2017 immers geen medische gegevens. Ook heeft eiser zijn stelling dat zijn medische situatie na 19 december 2002 is verslechterd niet met objectieve medische gegevens onderbouwd en kan hij dat ook niet omdat hij in die periode niet onder behandeling was. Dat eiser zijn medische situatie in deze periode niet objectief kan onderbouwen, komt vanwege het bewijsrisico bij een laattijdige aanvraag als deze voor risico van eiser. De psycholoog bij wie eiser vanaf 16 augustus 2019 onder behandeling is, heeft weliswaar de diagnoses depressieve stoornis: recidiverende episode – matig en obsessief compulsieve stoornis gesteld, maar heeft zich niet uitgelaten over eisers medische situatie in de periode van 14 januari 2009 tot 13 januari 2014.
Uit het dossier blijkt evenmin dat eiser in die periode niet beschikte over werknemersvaardigheden of niet in staat was een taak uit te voeren. Dat eiser, zoals hij tegen de arbeidsdeskundige vertelde, na zijn werk bij [naam bedrijf] ook andere baantjes geprobeerd heeft, maar dat dit niet lukte omdat zijn gedachten snel afdwaalden, hij last kon hebben van een paniekaanval, of snel boos kon worden en dan verbaal kon uitvallen, maakt dit niet anders. Eiser heeft ook hierover geen objectieve gegevens ingediend. Dat die er volgens eiser niet zijn, komt voor zijn eigen risico.
De rechtbank concludeert met het UWV dat eiser ook in de periode van 13 januari 2009 tot 13 januari 2014 over arbeidsvermogen beschikte.
6.4.4
Omdat de rechtbank er niet aan twijfelt dat eiser zowel op zijn 18e verjaardag als in de periode van 14 januari 2009 tot 13 januari 2014 over arbeidsvermogen beschikte, ziet de rechtbank geen aanleiding om een verzekeringsarts als onafhankelijke deskundige te benoemen. Hierbij is van belang dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om met objectieve gegevens weerwoord te bieden aan wat het UWV heeft aangevoerd om zijn standpunt te onderbouwen. Dat die gegevens er volgens eiser niet zijn, komt voor risico van eiser omdat hij de aanvraag zo laat heeft ingediend. De rechtbank wijst daarom eisers verzoek om een deskundige te benoemen af.
6.4.5
De rechtbank volgt daarom het UWV in zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiser op zijn 18e verjaardag en in de periode van 14 januari 2009 tot 13 januari 2014 geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. Eiser kan daarom niet worden aangemerkt als jonggehandicapte op grond van artikel 1a:1, eerste lid, of artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong. Dat betekent dat de rechtbank niet toe komt aan het beroep van eiser op artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong.
7.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat het UWV in het bestreden besluit terecht de weigering tot het verstrekken van een Wajonguitkering heeft gehandhaafd.
Omdat het UWV in het bestreden besluit niet expliciet heeft beslist over eisers arbeidsvermogen in de periode van 14 januari 2009 tot 13 januari 2014, is het bestreden besluit in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het beroep in zoverre vernietigen. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand laten omdat, zoals het UWV ter zitting nader heeft gemotiveerd en hiervoor is overwogen, niet is gebleken dat eiser in deze periode geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
8.
Schadevergoeding
Omdat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laat, wijst ze het verzoek van eiser om schadevergoeding af.
9.
Griffierecht en proceskosten
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Ook zal de rechtbank het UWV veroordelen in de proceskosten die eiser in beroep gemaakt heeft. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het UWV wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1). Omdat het primaire besluit niet wordt herroepen, is er geen aanleiding om het UWV te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten in bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover het UWV daarin niet expliciet heeft beslist over eisers arbeidsvermogen in de periode van 14 januari 2009 tot 13 januari 2014;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 8 oktober 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.