ECLI:NL:RBZWB:2021:5091
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat was ingediend door de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 16 april 2021 was gedateerd. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat in dit geval eindigde op 28 mei 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 2 juni 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet-tijdig was ingediend. De rechtbank overwoog dat, hoewel het beroepschrift binnen een week na de termijn was ontvangen, de datum van het poststempel (1 juni 2021) niet aannemelijk maakte dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd.
De belanghebbende voerde aan dat het beroepschrift op 27 mei 2021 ter post was bezorgd, maar deze stelling werd niet onderbouwd met bewijs. De rechtbank benadrukte dat de beroepstermijn van openbare orde is en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank verwierp de argumenten van de belanghebbende, waaronder de stelling dat vertraging was opgetreden door de situatie rond Covid-19 en dat postbezorging op maandag niet plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat er geen objectief verifieerbaar bewijs was voor de stellingen van de belanghebbende en dat zij verantwoordelijk was voor een tijdige indiening van het beroepschrift.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen en openbaar gemaakt op 8 oktober 2021.