ECLI:NL:RBZWB:2021:5090

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_1285
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017

Op 8 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het ging om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2017. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 29 januari 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 12 maart 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 22 maart 2021 digitaal bij de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet-tijdig was ingediend.

De rechtbank benadrukte dat de beroepstermijn van openbare orde is, wat inhoudt dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De griffier had belanghebbende de gelegenheid gegeven om te reageren op de termijnoverschrijding, maar belanghebbende heeft niet gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.

Gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1285
uitspraak van 8 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.77.01.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 29 januari 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 12 maart 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 22 maart 2021 digitaal bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Dit is nogmaals gedaan bij aangetekende brief van 30 juni 2021 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft niet gereageerd. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 8 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.