ECLI:NL:RBZWB:2021:5006

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
BRE 19/3536
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslag rioolheffing en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde aanslag rioolheffing voor het jaar 2019. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, maar heeft later, na aanvullend onderzoek, de aanslag vernietigd en het door de belanghebbende betaalde griffierecht terug te betalen. Ondanks deze ontwikkeling weigerde de belanghebbende zijn beroep in te trekken, tenzij de heffingsambtenaar € 1.500 aan kosten vergoedde.

Tijdens de zitting op 2 september 2021 werd vastgesteld dat er geen geschil meer bestond over de onterecht opgelegde aanslag. De rechtbank oordeelde dat de aanslag rioolheffing moest worden vernietigd, waardoor het beroep van de belanghebbende gegrond werd verklaard. Er bleef echter een geschil bestaan over de vergoeding van proceskosten. De belanghebbende claimde een vergoeding voor verletkosten en advocaatkosten, maar de rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op vergoeding van advocaatkosten, aangezien hij zelf in de procedure had opgetreden zonder een gemachtigde.

De rechtbank heeft de heffingsambtenaar wel veroordeeld tot vergoeding van de verletkosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 176, en het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/3536
uitspraak van 4 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle, de heffingsambtenaar.

1.Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in een uitspraak op bezwaar met dagtekening 31 mei 2019 het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag rioolheffing 2019, met aanslagnummer [aanslagnummer] , ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft zijn verweerschrift aangevuld. In deze aanvulling schrijft hij dat hij tot de conclusie is gekomen dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, dat hij de aanslag heeft vernietigd en dat hij het door belanghebbende betaalde griffierecht zal terugbetalen. Hij schrijft tevens dat hij belanghebbende hiervan op de hoogte heeft gesteld en dat hij belanghebbende gevraagd heeft het beroep in te trekken maar dat belanghebbende dit heeft geweigerd tenzij de heffingsambtenaar hem € 1.500 aan kosten vergoed. Een kopie van deze correspondentie is bij de aanvulling gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2021 te Breda. Hierbij waren aanwezig belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

2.Gronden

2.1.
Tussen partijen is niet langer in geschil of de heffingsambtenaar belanghebbende ten onrechte heeft aangeslagen voor de rioolheffing over 2019. De rechtbank stelt vast dat de aanslag rioolheffing moet worden vernietigd. Het beroep van belanghebbende is in zoverre reeds gegrond.
2.2.
Tussen partijen is nog wel in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn (proces)kosten. Belanghebbende heeft gesteld recht te hebben op een vergoeding voor de bezwaar- en beroepsfase van circa € 1.900, bestaande uit verletkosten (2 uur voor het bijwonen van de hoorzitting en 2 uur voor het indienen van de bezwaar- en beroepschriften x € 225) en circa € 1.000 aan advocaatkosten. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard in te stemmen met de verletkosten, maar dat ze kosten wel beperkt moeten worden tot het voorgeschreven maximum. De heffingsambtenaar stemt niet in met de gevraagde vergoeding van de advocaatkosten.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) geen recht heeft op vergoeding van advocaatkosten, voor zover belanghebbende deze al aannemelijk heeft gemaakt. Op grond van het Besluit komen voor vergoeding in aanmerking kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is geen sprake in een geval waarin feitelijk de belastingplichtige zelf optreedt in zijn zaak, hetgeen hier het geval is. Alle rechtshandelingen, zijnde de indiening van een bezwaar- en beroepschriften en het bijwonen van de hoorzittingen, zijn verricht door belanghebbende zelf. Bij de heffingsambtenaar noch bij de rechtbank heeft zich een gemachtigde gesteld die namens belanghebbende zou optreden.
De rechtbank zal de heffingsambtenaar wel veroordelen in de verletkosten van belanghebbende. De rechtbank stelt deze vast op 2 uur x € 88 (€ 176), gelijk aan het in het Besluit vastgestelde maximale uurtarief voor verletkosten. Belanghebbende heeft tevens recht op vergoeding van het door hem betaalde griffierecht. Het tijdsverzuim vanwege het opstellen van de bezwaar- en beroepschriften komen niet voor een vergoeding in aanmerking [1] .

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag rioolheffing;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 176;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier, op 4 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in staat om de uitspraak te ondertekenen.
De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad, 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2082