ECLI:NL:RBZWB:2021:4987

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_1074
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak met betrekking tot loonheffingen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de belanghebbende, wonende in Zwitserland, om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en had betrekking op de intrekking van een beroep tegen de inhouding van loonheffingen door Achmea Pensioen en levensverzekeringen N.V. over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 januari 2021. De belanghebbende verzocht om een vergoeding van € 21 voor proceskosten, naast het griffierecht dat hij had betaald, zijnde € 49.

De inspecteur heeft ingestemd met de vergoeding van de proceskosten van € 21, maar de rechtbank kon niet ingaan op de vergoeding van het griffierecht, omdat de wet dit niet toestaat in deze procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur het griffierecht uit zichzelf moet vergoeden, zoals vermeld in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank heeft vervolgens de inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende, maar niet tot vergoeding van het griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1074
uitspraak van 8 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], Zwitserland,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de inhouding van loonheffingen bij Achmea Pensioen en levensverzekeringen N.V. over het tijdvak 1 januari 2021 tot en met 31 januari 2021 met loonbelastingnummer [nummer].
Het gaat om een bedrag van € 21 alsmede het griffierecht.
De inspecteur heeft ingestemd met vergoeding van dit bedrag.
De rechtbank beslist zoals partijen zijn overeengekomen, met uitzondering van het griffierecht.
Belanghebbende heeft € 49 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 21.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 8 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.