ECLI:NL:RBZWB:2021:4986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_1140
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van een belanghebbende in een belastingkwestie. De belanghebbende had een verzoek ingediend op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

De belanghebbende verzocht om een vergoeding van € 481,15, bestaande uit € 381,15 aan administratiekosten en € 100,- aan telefoon- en overige kosten. De inspecteur had eerder gereageerd op dit verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank stelde vast dat de administratiekosten niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen bewijs was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ook de kosten voor telefoongesprekken werden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat het om internationale gesprekken ging.

De rechtbank merkte op dat de wet geen mogelijkheid biedt om griffierecht te vergoeden in deze procedure, maar dat de inspecteur dit uit zichzelf moet doen. De rechtbank concludeerde dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn genoemd. Uiteindelijk werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1140
uitspraak van 8 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummer [aanslagnummer]H.86.01.
Belanghebbende verzoekt om vergoeding van € 481,15 aan gemaakte kosten (€ 381,15 aan administratiekosten en € 100,- aan telefoon- en overige kosten).
De inspecteur heeft bij brief van 25 juni 2021 gereageerd op het verzoek van belanghebbende.

Oordeel over het verzoek

De rechtbank kan de inspecteur in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen (artikel 8:75a van de Awb).
De rechtbank merkt op dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die worden genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het gaat om de volgende kosten:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende (dit betreft als regel de kosten om een zitting te kunnen bijwonen),
d. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken,
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
Het verzoek om vergoeding van de kosten wordt afgewezen om de volgende redenen.
a. a) Het gestelde bedrag van € 384,15 aan administratiekosten komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het niet verder (inzichtelijk) is onderbouwd en er ook niet is gebleken dat er sprake is geweest van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waardoor er administratiekosten gemaakt zouden kunnen zijn.
b) Het gestelde bedrag van € 100,- aan gemaakte kosten in verband met telefoongesprekken en overig komt niet in aanmerking voor vergoeding. Ook dit bedrag is niet verder onderbouwd en niet is gebleken dat het hier gaat om internationale telefoongesprekken, wat overigens ook niet aannemelijk is aangezien belanghebbende woonachtig is in Nederland.
Belanghebbende heeft € 49,00 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 8 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.