Op 8 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak, waarin belanghebbende verzocht om een vergoeding van proceskosten. Dit verzoek was ingediend op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het kader van de intrekking van beroepen betreffende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De aanslagen hadden de nummers [aanslagnummer]H.86.01. en [aanslagnummer]W.86.01.4., en er was ook een boete opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende geen kosten heeft aangegeven en dat uit de stukken niet blijkt dat er sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hierdoor zag de rechtbank geen aanleiding om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten. Belanghebbende had wel € 48,00 aan griffierecht betaald, maar de wet biedt geen mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van dit griffierecht. De rechtbank merkte op dat de inspecteur dit echter uit zichzelf moet doen, zoals vermeld in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van Rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.