ECLI:NL:RBZWB:2021:4984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_2523
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake naheffingsaanslagen loonheffingen en boete

Op 8 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft naheffingsaanslagen loonheffingen, bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen over de jaren 2016 en 2017, alsook over de tijdvakken van 1 januari 2018 tot en met 12 augustus 2018 en 31 juli 2018 tot en met 31 december 2018. De uitspraken op bezwaar zijn gedateerd op 28 april 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 9 juni 2021. Het beroepschrift, met dagtekening 8 juni 2021, werd echter pas op 15 juni 2021 ontvangen, wat betekent dat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het niet aannemelijk was dat het voor het einde van de termijn ter post was bezorgd. De rechtbank benadrukte dat de beroepstermijn van openbare orde is en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Aangezien belanghebbende geen redenen had aangevoerd voor de overschrijding, verklaarde de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/2523 en 21/2525 tot en met 21/2527
uitspraak van 8 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraken op bezwaar tegen de naheffingsaanslagen loonheffingen, bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen over de jaren 2016 en 2017 en de tijdvakken 1 januari 2018 tot en met 12 augustus 2018 en 31 juli 2018 tot en met 31 december 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer] 00439, [aanslagnummer] 00440, [aanslagnummer] 00441 en [aanslagnummer] 00050 en de bij beschikking opgelegde boete.
De uitspraken op bezwaar hebben als dagtekening 28 april 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 9 juni 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift met dagtekening 8 juni 2021 is weliswaar op 15 juni 2021, dus binnen een week na afloop van de termijn, ontvangen bij de rechtbank. Maar het is gelet op de datum van de poststempel (14 juni 2021) en in tegenstelling van wat belanghebbende aanvoert niet aannemelijk dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft verder geen redenen aangevoerd voor de overschrijding van de beroepstermijn. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De beroepen zijn dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 8 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.